schreven. Enkele jaren later deed iemand met den naam van Juvenalis Glaucomastix, het drukken als: Datheniana, of ophelderingen en aanmerkingen over de vermaarde psalmberijminge van Petrus Dathenus (1758), en toen dit door een voorstander der berijming werd aangevallen, deed Guépin een geestig Lofdicht voor den uitmuntenden Lier- en Harpdichter Petrus Dathenus of Datheniaansche bedenkingen over de Maandelijksche bijdragen het licht zien, dat ook krachtig heeft medegewerkt, om een betere berijming der psalmen te verkrijgen. Guépin, die op 26 November 1756 gehuwd was met Elisabeth Freni, overleed den 15en Juni 1766. Betje Wolff maakte op hem een hartelijk grafdicht.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Glasius, Godg. Ned., dl. I, blz. 590; dl. III, blz. 660. - Nagtglas, Levensber., dl. I, blz. 308-310. - H.C.M. Ghysen, Betje Wolff (Rott. 1919), blz. 27. - Bull. Egl. Wall., T. III, p. 201. - Kuiper, Gesch. v.h. Godsd. en Kerkel. leven in Ned., blz. 316.