[Petrus Grootveld]
GROOTVELD, GROODVELDT of GROOTVELT (PETRUS), zoon van Franciscus Grootveld, die den 25en Maart 1736 als predikant te Arkel overleed, werd aldaar geboren en liet zich den 23en September 1728 als student te Leiden inschrijven. Op 19 April 1735 door de classis Gorinchem tot de Evangelie-bediening toegelaten, nam hij eerst eenigen tijd voor Ds. D. van Heuven te Gouda den predikdienst waar en ontving den 8en Mei 1737 een beroep als adjunct-predikant van Ds. S. Neomagus te Vessem c.a. Hier deed hij den 7en Juli d.a.v. intrede en was er werkzaam, tot hij op 14 Augustus 1740 als predikant te Schijndel en Liempde bevestigd werd, waar hij den 29en Maart was beroepen. In 1747 diende hij als legerpredikant te velde, werd bij de inneming van Bergen op Zoom ‘onder den drom der wijkende naar Steenbergen voortgesleept’ en was aldaar eenigen tijd met Ds. Geerloff (zie boven, blz. 188) garnizoenspredikant. Den 1en Januari 1748 aanvaardde hij weder zijn dienst te Schijndel en vierde den 18en Augustus 1765 zijn 25-jarig ambtsfeest aldaar met een leerrede over Ps. 71:17, 18, die een merkwaardig licht werpt op zijn Bijbelbeschouwing. Hij toonde namelijk ‘in 't verhandelen van bovengemelde Textstoffe... van gedagten te zijn, dat dezen Psalm voornamentlijk sloeg op den Apostel Johannes, als wiens character, ontmoetingen en verrigtingen tot aan zijnen hoogen ouderdom, hij meende, dat in 't gantsche beloop van dien Psalm, vergeleken met des Apostels Euangelium, Zendbrieven en Openbaring, klaarlijk te vinden zijn.’ Hij was gehuwd met Theodora de Jongh en overleed den 7en April 1773.
Grootveld staat bekend als een ijverig voorstander van het Protestantisme, terwijl hij als Latijnsch dichter een Ode in aeternam templi Rodensis St. Odae dicti memoriam vervaardigde. Wat van hem verder in 't licht verscheen, munt uit door de wijdloopige en soms zonderlinge titels; het zijn de volgende geschriften:
Pittaecion of gestrafte Lasterar, onder een duidelijk bewijs, dat het beredeneert vertoog van Cornelis de Witt, predikant en professor der Oostersche talen te 's Bosch, aangaande een Clandestine Verlovinge enz. gantsch billijk, stigtelijk en een getrouwe Leeraar in Gods Kerke ten uiterste betamelijk zij, en dat daarentegen het vuile Libel van des tegen Schrijver P.V.D.A. onder den titel van Gestrafte Liefdeloosheit enz. alle blijken van onverstandt, onheilige spot, en lastertaal, en velerlei Godtloosheit behelze, 1e dl. Breda 1749, 2e dl. 1750. Een 3e dl. is aangekondigd, maar mij is niet bekend, of het in druk is verschenen. |
Toxandria male feriata of het bedrijf en de woede van Jobel Abaddon in de majorye van 's Hertogenbosch, ter gelegentheit van 't zo genaamde Roomsch jubeljaar MDCCLI. Ontdekt en ter beschaminge bloot gesteldt, over deszelfs attentaat tot Geldorp en Heze, in twee Samenspraken ('s Hert. 1752). |