[Johannes Groenewegen]
GROENEWEGEN (Johannes), geboren in 1847 te Amsterdam, doorliep aldaar de Latijnsche school, volgde de lessen aan het Amsterdamsch Athenaeum, waar hij leerling van Moll was, en liet zich viermaal aan de Utrechtsche Academie inschrijven (11 Juni 1868, 10 Juni 1870, 7 Dec. 1871 en 23 Sept. 1872). Aan deze Hoogeschool promoveerde hij ook in 1872 onder Van Oosterzee op een proefschrift over Pontius Pilatus (Amst. 1872) tot doctor in de godgeleerdheid. In hetzelfde jaar werd hij candidaat bij het Provinciaal kerkbestuur van Noord-Brabant en deed op 23 Maart 1873 intrede te Fort Bath, dat hij in 1875 met Almkerk verwisselde. Den 18en November 1877 verbond hij zich aan de gemeente Delft, waar hij ruim 32 jaar werkzaam was en in velerlei opzichten, vooral als catecheet, hoog gewaardeerd werd. Een keelziekte noodzaakte hem, emeritaat aan te vragen en op 2en Kerstdag 1909 las zijn ambtgenoot Dr. Grundlehner Groenewegen's afscheidswoord aan de gemeente voor. Daarna vestigde hij zich te Velp, waar hij menig stuk in de Kerkbode van Velp schreef, en overleed aldaar, na veel geleden te hebben, den 3en Maart 1914. Hij was gehuwd met mej. W.C.G. Piepers.
Groenewegen was van zuiver Gereformeerde beginselen, maar volstrekt geen partijman en in breeden kring geacht. Ook op later leeftijd verzuimde hij de studie niet, hoewel hij na zijn dissertatie geen werk van dien aard heeft uitgegeven. Naar aanleiding van Dr. Glasius' brochure: Wat te wachten en te doen na de jongste synodale besluiten? schreef hij: Het Synodaal Besluit ter handhaving der bevestigingsvragen en zijne gevolgen (Amst. 1876), een geschrift, waarin hij even kalm als beslist zijn standpunt uiteenzet en dat van veel kennis getuigt. Een verhandeling, in 1882 op de Predikantenvereeniging gehouden over: Wat is het karakteristieke in Dr. Kohlbrügge's leer en standpunt? heeft het licht gezien en in de Stuiverspreeken komen mede leerredenen van zijn hand voor. Ook heeft hij met E. Barger, G.J. van der Flier en S.S. de Koe een Bijbelverklaring voor het volk (Delft 1883) begonnen, welke uitgave echter, nadat Matth. I-VI verschenen was, gestaakt werd.