Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 348]
| |
24en Maart 1824 te Hasselt geboren, liet zich den 13en April 1842 te Utrecht als student inschrijven en slaagde den 4en Mei 1848 voor het examen ter toelating tot den predikdienst, bij het Provinciaal kerkbestuur van Gelderland. Reeds den 21en Juli d.a.v. te Bunnik beroepen, deed hij aldaar op 12 November intrede en diende deze gemeente tot 3 April 1853. Veertien dagen later werd hij te Waddingsveen bevestigd, wees in 1855 een beroep naar 's-Graveland van de hand, maar nam dat naar Harlingen aan, zoodat hij 26 Sept. 1858 van Waddingsveen afscheid nam en zich den 24en October d.a.v. aan zijn nieuwe gemeente verbond. Op 21 September 1859 te Rotterdam beroepen, nadat Beets voor de op hem uitgebrachte keuze bedankt had, deed hij aldaar op 19 Februari 1860 intrede en arbeidde er tot zijn dood, die in den nacht van 25 op 26 Maart 1886 plaats had. Hij was den 17en October 1849 te Bunnik gehuwd met Jonkvr. Petronella Johanna Strick van Linschoten. Van Griethuysen, die de Evangelische richting was toegedaan, was indertijd een zeer populair man, die, in de eerste plaats predikant en, met groote werkkracht begaafd, de vele ambtsbezigheden in zijn groote gemeente ijverig waarnemende, toch ook in velerlei besturen zitting had en zich onder allerlei soort menschen gemakkelijk bewoog. Daar hij zeer bemiddeld was, kon hij ruimschoots aan zijn lust tot reizen voldoen, waardoor hij een ruimen blik en veel menschenkennis verkreeg. Als kanselwerk gaf hij slechts een paar preeken in 't licht, nl.: Ons danklied. Feestrede over Ps. 9:1-5 op den gedenkdag der herstelling van Nederland in 1813 (Rott. 1863); een Leerrede bij de inwijding van de Westerkerk te Rotterdam op 12 Juni 1870 (Rott. 1870) en Het wapen der gemeente. Leerrede (Rott. 1872). Zijn overige geschriften ‘een stapeltje van zeer bescheiden omvang’, zijn ‘goed gedacht, helder gesteld, aangenaam van vorm, zuiver van taal, practisch van strekking ... Zonder zich bepaald als stichtelijk aan te melden, ademt alles een gezonden godsdienstigen geest en staat in dienst van het schoone ... naar zijn innerlijke overtuiging onafscheidelijk verbonden aan wat hem waar en goed was.’ De overige geschriften zijn: Uit den vreemde (Rott. 1865), reisschetsen, ten deele reeds elders geplaatst; Merkwaardige zegeteekenen op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1867 (Rott. 1868; 4e dr., ald. 1869); Veldbloemen (2e dr., Rott. 1871); In het gebergte. Dichtregelen (Rott. 1875), waarin het portret van den schrijver voorkomt; Dr A. de Jager. In Memoriam (Rott. 1877, niet in den handel); De zonnestraal in de bergen, met muziek van G.B. van Krieken (Rott. 1877); Uit het leven. Twaalf dichtstukjes (Rott. z.j., maar in 1884 geschreven); Redevoering ter opening van de algemeene vergadering der Hollandsche Maatschappij van fraaye kunsten en wetenschappen in 1884 (Verslagen dier Maatschappij, Jaarg. 1884). Bovendien plaatste hij in den 5en Jaargang van Gel. en Vrijh. een artikel over De Katakomben te Rome in verband met Paulus' brief aan de Romeinen, werkte mede aan Fantasia, nieuwe bundel proza en poëzie, te Amsterdam in 1878 verschenen, schreef een voorbericht bij de vertaling van Lenau's Savonarola door J. van Krieken (Rott. 1881) en gaf een aanbevelend woord bij diens vertaling van Longfellow's Evangeline (Rott. 1883). In 1875 was Van Griethuysen benoemd tot lid der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Litteratuur: Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb., blz. 297. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., dl. III, kol. 500, 501. - J. Craandijk, Levensbericht van W.Th. v. G. (Lett. Lb., Jaarg. 1887, blz. 13-26). - Sepp, Bibl. Kerkgesch., blz. 381 (onjuist) en 489. - Alb. Stud. Rh.-Traj., kol. 339. - Cat. Letterk., dl. II, | |
[pagina 349]
| |
blz. 523, 975, 984, 994, 999. - Vorsterman v. Oyen, Stam- en Wapenboek van aanz. fam., dl. I, blz. 342. - Boekzaal, passim. |
|