[Willem Huibert van Griethuysen]
GRIETHUYSEN (Willem Huibert van) jongere broeder van Otto Jacobus van Griethuysen en oom der beide voorafgaanden, werd te Wageningen den 30en April 1779 geboren, liet zich op 25 September 1802 te Harderwijk als student inschrijven en legde den 15en Juni 1808 praeparatoir examen af voor de classis Neder-Veluwe. Den 27en November 1808 werd hij bevestigd als predikant te Woudenberg, den 1en September 1816 te Thamen a/d Amstel en den 3en November 1822 te Hasselt, waar hij arbeidde tot zijn emeritaat, dat met 1 Januari 1849 inging; hij overleed te Olst den 28en Maart 1854. Uit zijn huwelijk met Catharina Elisabeth de Haan Hugenholtz had hij o.a. een zoon, Willem Theodorus, die volgt. Als student te Harderwijk verdedigde hij onder Prof. Clarisse een Dissertatio pro Evangelii Joannei αὐθεντίᾳ (Hard. 1807), waarover Prof. Bouman zich met zeer veel lof uitlaat, als hij zegt: ‘Commentatio, quae ne nunc (1850) quidem antiquata censenda est aut lectu indigna’ en: ‘Hanc enim accurate diligenterque scriptam esse dissertationem ac disciplinae Clarissianae praestantiam commonstrare, una fuit et consentiens intelligentium vox et testimonium.’ Ook droeg Clarisse aan Van Griethuysen en eenige andere van zijn beste leerlingen den eersten druk zijner Lessen over de uiterlijke Kanselwelsprekendheid (Zutph. 1814) op.
Litteratuur: Bouman, Memoria Joannis Clarisse (Traj. ad Rh., 1850), p. 71, 80. - Van Epen, Alb. Stud. Acad. Gelro-Zutphanicae, blz. 158a. - Vorsterman v. Oyen, Stam- en Wapenboek van aanz. fam., dl. I, blz. 341. - Boekzaal, passim.