Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3

[Theodorus Johannes van Griethuysen]

GRIETHUYSEN (Theodorus Johannes van), jongere broeder van den voorgaande, is op 23 Juli 1818 te Wageningen geboren en studeerde te Leiden, waar hij tweemaal

[p. 347]

(16 April 1836 en 23 Mei 1846) werd ingeschreven. Den 3^en Augustus 1842 door het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland tot den predikdienst toegelaten, moest hij jaren lang, tengevolge van den overvloed van candidaten, op een beroep wachten en maakte zich dien tijd te nutte door te promoveeren tot doctor in de godgeleerdheid op een proefschrift, getiteld: De notionibus vocabulorum σῶμα et σάρξ in Novi Testamenti interpretatione distinguendis (Amst. 1846), dat in de Boekzaal (Jaarg. 1846b, blz. 724-727) gunstig beoordeeld werd. Den 18^en Juni 1848 te 't Waal en Honswijk beroepen, deed hij aldaar den 24^en September van dat jaar intrede en diende deze gemeente tot zijn dood, die op 18 Januari 1888 plaats vond. Hoezeer hij geacht werd, blijkt uit een gedenksteen met opschrift, in het kerkgebouw ter zijde van den kansel door zijn dankbare gemeenteleden aangebracht. Hij was den 9^en Juni 1853 gehuwd met Anna Adriana Petronella Joosting (1828-1859).

Van Griethuysen gaf, behalve zijn dissertatie, nog een geschrift over De verhouding van de Synode der Ned. Herv. kerk tot de provinciale kerkbesturen (Utr. 1871) en schreef een drietal belangrijke kerkhistorische artikelen in Stud. en Bijdr., nl.: De ontzegging van het Avondmaal, aan de afsnijding voorafgaande, bij de Gereformeerde kerken niet van den aanvang af in gebruik, maar eerst later in hare tucht-oefening opgenomen (dl. III, blz. 294-340); Artikelen ten behoeve van predikantsweduwen en weezen in 1580 (dl. IV, blz. 258-260) en Antonius Hornhovius, bij intercessie der Staten van Utrecht in 1626 gecensureerd (dl. IV, blz. 393-429).

Litteratuur: Alb. Stud. L.B., kol. 1309 en 1340. - Sepp, Bibl. Kerkgesch., blz. 381 (onjuist). - Cat. Burgersd. en Niermans, blz. 221. - V. Alphen, N. Kerk. Handb., Jaarg. 1889, blz. 156. - Vorsterman v. Oyen, Stam- en Wapenb. van aanz. familiën, dl. I, blz. 341.