[Thomas Gosuinus]
GOSUINUS of GOSWINIUS (Thomas), geboren te Kampen, liet zich den 12en Juni 1587 aan de Hoogeschool te Leiden inschrijven en werd in 1597 predikant in zijn geboorteplaats. Met zijn ambtgenooten Vosculius, Schotlerus en Matthisius, die, evenals hij, het Remonstrantsch gevoelen waren toegedaan, schreef hij, niettegenstaande de Staten van Overijsel bij resolutie van 1616 bepaald hadden, dat men niet openlijk over de praedestinatie zou disputeeren, een werkje, getiteld: Oprecht ende Claer bericht, waer in cortelyck tegens een ander gestelt is I. Wat die Predicanten van Campen hier ondergeschreven van die hedensdaechsche verschillen over 't stuck van die Praedestinatie ... gevoelen. II. Wat die selvige oock daer tegens als Onwaerheyden ... verwerpen (1617). Spoedig verschenen hiertegen: van den Hasseltschen predikant Vogellius een Opreght ende klaer Tegen-beright enz. (1618) en van G. Aertz (misschien Ger. Arsenius, afgezet predikant van Blankenham?) De kleyne Goudt-balans enz. (1618). Op de synode van Vollenhove, 29 Sept. 1618 en volgende dagen gehouden, moest Gosuinus zich over zijn Bericht verantwoorden en deed dat schriftelijk (Reitsma en v. Veen, Acta, dl. V, blz. 304, 305). Daarna voor de Dordtsche Synode gedaagd, werd hij afgezet en verbannen. Met Matthisius wilde Gosuinus zich te Nienhaus in het graafschap Bentheim vestigen, maar de Graaf beval hem te vertrekken en evenmin wilde men hem te Steinfurt dulden. Ook te Vreden mochten zij slechts enkele maanden blijven, waarop zij naar Grol vertrokken, dat nog Spaansch was. In Januari 1623 trad Gosuinus, de ballingschap moede en ziekelijk zijnde, in onderhandeling met de Contra-Remonstrantsche predikanten te Kampen, onderteekende de Acte van stilstand en moest niet alleen beloven, dat hij in particuliere gesprekken de Gereformeerde leer
tegen de Remonstranten zou verdedigen, maar ook bij de Contra-Remonstranten ijverig ter kerke gaan. Sindsdien woonde hij te Kampen zonder eenig kerkelijk ambt waar te nemen. Wanneer hij overleed, is niet bekend. Brandt noemt hem ‘geen ongeleerdt man’ en zegt, dat zijn verlies ‘den Remonstranten, om de waerde des mans ... seer smertelijk viel’.
Litteratuur: Kuyper, Post-Acta, blz. 216, 218, 219, 320, 503. - Sax,