met een uitgegeven leerrede: Om te bouwen een altaar voor mijnen God (Gen. 35:3) (Amst. 1907). In 1899 was hij echter reeds door zware typhus aangetast, waaruit zich een kwaal ontwikkelde, die zijn krachten sloopte en zijn werkzaamheid beperkte; na veel en geduldig lijden overleed hij den 15en Mei 1916.
Göpner was, ondanks zijn eigenaardige uitspraak, als prediker zéér geliefd; ‘ieder, dien men sprak, roemde de preeken om vorm en inhoud.’ Behalve de reeds genoemde, gaf hij tijdens de spoorwegstaking in 1903 een leerrede uit: Op weg naar het doel (Amst. 1903) en zijn na zijn dood door de zorg zijner weduwe nog een Zevental Leerredenen in 't licht verschenen. Ook voor de Zondagschool had Göpner veel hart; een lezing, voor de afdeeling Amsterdam der Ned. Zondagschoolvereeniging gehouden, werd uitgegeven als: Wat het Boek Job ons leert.
Göpner was den 19en Januari 1882 gehuwd met Caroline Guillemine Antoinette Abendroth, die hem overleefde en drie kinderen schonk.
Litteratuur: Schatkamer, Jaarg. 1916, blz. 123-125. - Alb. Stud. Rh.-Traj., kol. 551. - Aangevuld door mededeelingen van Mevr. C.G.A. Göpner-Abendroth.