[Pieter de Goeje]
GOEJE (Pieter de), zoon van Michiel de Goeje en Reinouwtje van der Velden, is den 4en Juni 1806 te Enkhuizen geboren, studeerde te Leiden, waar hij zich den 19en September 1825 aan de Hoogeschool liet inschrijven en werd in October 1831 candidaat onder het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland. Den 6en Januari 1832 ontving hij een beroep naar Lippenhuizen, deed aldaar 8 April zijn intrede en bleef er tot den 28en Februari 1836, waarna hij de gemeente Dronrijp diende van 8 Maart 1836 tot 27 October 1839. Op 8 Augustus van laatstgenoemd jaar naar Heerenveen beroepen, werd hij daar den 10en November bevestigd, bedankte in 1841 voor een beroep naar Edam en overleed reeds op 47jarigen leeftijd, den 8en Januari 1854. Eén zijner kinderen was Prof. M.J. de Goeje, hoogleeraar in de Oostersche talen te Leiden (1836-1909).
J. Wassenaar, predikant te Nyehaske, gaf een Gedachtenisrede op P. de Goeje (Heerenv. 1854) uit. De Goeje zelf schreef een bekroond antwoord op een prijsvraag der Leidsche Hoogeschool: Exponentur praecepta Corani de officiis hominum erga Deum, erga semet ipsos et erga alios, gedrukt in de Annales der Leidsche Academie 1827/28. Na zijn dood werden uitgegeven:
Nagelatene leerredenen (Leeuw. 1855). |