[Willem Goede]
GOEDE (Willem) is in 1764 geboren en studeerde onder voortreffelijke leiding te Jena, daar hij zich tot het predikambt bij de Lutherschen wilde voorbereiden. Tot proponent bevorderd, verbond hij zich in 1787 aan de Luthersche gemeente te Doetinchem en ging vandaar in 1789 naar Kampen. In 1792 openbaarde deze gemeente den wensch, zich bij de Remonstrantsche broederschap aan te sluiten, waarvan vroeger ook een gemeente te Kampen bestaan had, die echter sinds 1700 was te niet gegaan. Deze wensch werd, volgens een daarbij gevoegde verklaring, ingegeven door een afkeer van alle banden van menschelijk gezag in den godsdienst, terwijl de Lutherschen tevens onderstand vroegen voor het tractement van hun leeraar. Goede zelf ondersteunde dit verzoek, maar de Vergadering der Broederschap wees het van de hand, omdat zij zelf in financiëele ongelegenheid verkeerde en niet gaarne zich wilde mengen in een geschil tusschen de Lutherschen te Kampen en het Amsterdamsche consistorie. Goede besloot nu, zijn kerkgenootschap te verlaten en tot de Remonstranten over te gaan; hij wendde zich tot het College van professoren en curatoren, had op 5 Mei 1795 met hen een onderhoud over zijn godsdienstige beginselen en werd zonder bezwaar onder de Remonstranten opgenomen. De kleine Vergadering der Broederschap stelde hem den 3en Juni 1795 tot predikant aan op een tractement van f 500. -, zoolang hij geen vaste standplaats had, daar hij den 24en Mei van dat jaar zijn bediening te Kampen had neergelegd. In druk verscheen zijn Afscheidsredevoering, gehouden bij de Evang. Luthersche gemeente te Campen over Hand. 20:16-38, gevolgd van eerste leerrede bij de Remonstranten gehouden te Rotterdam over Joh. 8:31, 32 (Amst. 1795). Beroepen te Rotterdam op 3 Februari 1796, als opvolger van C. Nozeman, die Generaal-Chartermeester der Marine was
geworden, hield hij hier spoedig zijn Intree-leerreden, gehouden 24 April 1796 bij de gemeente der vrije Christenen, genaamd Remonstranten te Rotterdam (Rott. 1796) en bleef er werkzaam tot zijn emeritaat, dat 13 Januari 1820 inging. Daarna vestigde hij zich te Kampen en overleed aldaar den 14en Februari 1839. Hij was gehuwd met Susanna Maria Hulleman, die hem overleefde.
Goede, die in 't bijzonder werk maakte van het katechetisch onderwijs, heeft