Sofia, te vleeschelijk; doet Böhme mede aan de openbare godsdienstoefening en neemt hij aan de Avondmaalsviering deel, Gichtel acht dit onnoodig en van geen beteekenis; Böhme wil werken en bidden, Gichtel bidden, niet werken.
Opmerkenswaardig is ook, dit Gichtel in den grond eigenlijk alle wetenschap minachtte en zijn oneenigheid met vroegere aanhangers, o.a. de Raedt en den predikant Jung daaraan toeschreef, dat zij nooit geheel den ‘theoloog’ hadden afgelegd. Veel tegenstand ondervond hij ook van den Doopsgezinden Dr. Galenus Abrahamsz, die in het openbaar als zijn meening uitsprak ‘dat er zoolang de wereld bestond geen zoo schadelijke secte was geweest als deze, die de menschen tot lediggang bracht; men moest ze in een welbestuurd gemeenebest niet dulden, maar met wortel en tak uitroeien’.
Gichtel's aanhang, naar hem de Gichtelianen genoemd, is langzamerhand te niet gegaan, maar toch heeft zijn fantastische leer tot diep in de achttiende eeuw onmiskenbaar invloed geoefend.
Voor zichzelf en enkele vertrouwelingen had Gichtel eenige aanteekeningen en bespiegelingen op schrift gesteld, zonder van plan te zijn, die uit te geven. Toen de belangstelling jaren na zijn dood nog levendig bleek, werd dit handschrift in prachtuitgave in 't licht gezonden onder den titel: Eine kurtze Eröffnung und Anweisung der dreyen Principien und Welten im Menschen ... Abgemahlet und vorgestellet durch J.G. Grabern von Ringhausen und J.G. Gichteln von Regensburg. Im Jahr Christi 1696. Zum Druck befördert im Jahr 1723.
Verder zijn Gichtel's zendbrieven op verschillende tijden uitgegeven onder den titel: Theosofia Practica, auf Veranlassung in Briefen gestellet von dem Gottseligen Gottesfreund und Manne Sophiae, Johann Georg Gichtel. De eerste twee deelen, uitgegeven door Arnold, zagen in 1701 het licht; zij werden in 1708 herdrukt en tevens drie deelen daaraan toegevoegd, terwijl in 1722 al hetgeen verschenen was, nogmaals herdrukt werd met bijvoeging van deel 6 en 7. Dit laatste bevatte een uit de zendbrieven opgemaakte levensbeschrijving onder den titel: Der wundervolle und heilig geführte Lebenslauf des auserwehlten Rustzeugen und hochseligen Mannes Gottes Johann Georg Gichtel. Van het geheele werk verscheen nog in 1899 een herdruk te Parijs. Het is een misvatting van Van der Aa, wanneer hij naast de Theosofia Practica als afzonderlijk werk nog noemt: vijf deelen Theosophische Sendschreiben, in 1710 uitgegeven; dit toch zijn de eerste vijf deelen der Theosofia Practica.
Een tegenstander van Gichtel beschreef ook nog diens leven in zijn werk: Johann Gustav Reinbecks Consistorial Raths und Probsts in Berlin Nachricht von Gichtels Lebelauf und lehren (1732), dat echter ook reeds eenige jaren tevoren was opgenomen in de Berlinische Hebopfer.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Glasius, Godg. Ned., dl. I, blz. 520; dl. III, blz. 659, en de daar aangehaalde bronnen. - Hylkema, Reformateurs, dl. I en II, Reg. - Reitsma, Herv. en Herv. kerk, blz. 657-660. - Domela Nieuwenhuis en Schultz Jacobi, Bijdr., dl. V, blz. 55, 56. - Sepp, Geschiedk. Nasp., dl. II, blz. 163-223. - Id., Pol. en Ir. Theol., blz. 189. - Id., Stinstra, dl. II, blz. 185. - Id., Godg. Ond., dl. II, blz. 329, 462. -