Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 241]
| |
Lodewijk de Geyser en Adriana Bossenblij. Hij studeerde eerst te Lingen, daarna te Leiden, waar zijn naam echter niet in het Alb. Stud. voorkomt, en werd 10 Maart 1721 proponent onder de classis Walcheren. Op 26 Juli 1723 beroepen te Ellewoutsdijk, deed hij daar 12 September van dat jaar intrede. Wel bedankte hij voor een beroep naar Ouwerkerk, maar gaf gehoor aan dat naar Dreischor, den 2en September 1726 op hem uitgebracht, en bleef hier, totdat Sluis hem op 28 Augustus 1728 tot leeraar koos. Deze gemeente diende hij van 6 Maart 1729 tot zijn dood op 2 December 1741. Tweemaal is De Geyser gehuwd geweest: eerst korten tijd met Prina Cornelia Stevens, en vanaf 1 November 1730 met Elisabeth Teerling, die hem overleefde. Hij was een man van strenge beginselen en had veel invloed in zijn gemeente. In zijn tijd, en waarschijnlijk door zijn toedoen, spoorde de Kerkeraad de Stadsregeering aan, om bij de Algemeene Staten erop aan te dringen, dat de Franschen en Vlamingen, wegens hun geloof naar Zeeland gevlucht, ondersteund zouden worden. Evenzeer protesteerde de Kerkeraad in zijn tijd tegen de heropening der Roomsche kerk. De Geyser gaf in druk een boekje, getiteld: Heylige kindermelk, dat veel opgang maakte, maar thans vergeten is. Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Nagtglas, Levensber., dl. I, blz. 250. - Boekzaal, Jaarg. 1742a, blz. 350-356. |
|