afscheid nam. Waarheen hij ging en wanneer hij stierf, is niet bekend. Op het stuk der overheid schijnt hij tot de gevoelens der Doopsgezinden te hebben overgeheld.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Glasius, Godg. Ned., dl. I, blz. 504. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., dl. III, kol. 441. - Brandt, Reformatie, dl. III, blz. 928-932; dl. IV, blz. 936-940. - Tideman, Biogr. Naaml. Rem. Br., blz. 69, 87, 399-402. - Duker, Voetius, dl. I, blz. 206, 270, 274, XXXIII, XXXV, CIV. - Rademaker, Camphuysen, blz. 10, 36, 37, 137. - Reitsma en v. Veen, Acta, dl. III, blz. 431, 468, 471-475.