[Jacob Geerloff]
GEERLOFF (Jacob), in 1722 te Haarlem geboren, liet zich in 1743 te Utrecht als student inschrijven en promoveerde den 24en Juni van laatstgenoemd jaar tot ‘leraer in de wijsbegeerte en Meester der vrije konsten’ op een proefschrift, dat het licht zag, getiteld: De felicitate suprema lumine naturae non comparanda (Traj. ad Rh. 1743). In October 1745 werd hij candidaat onder de classis Haarlem en deed den 26en Juni 1746 zijn intrede te Baarland. Na in 1747 veldprediker en garnizoenspredikant te Steenbergen geweest te zijn, keerde hij naar zijn gemeente terug, aanvaardde den 17en Juli 1749 den dienst te Oostsouburg en werd 27 Juni 1756 te Zuidzande bevestigd. In 1765 raakte hij door een ‘toeval op de borst’ buiten staat, den dienst behoorlijk waar te nemen, zoodat hem een adjunct-predikant werd toegevoegd. Na emeritaat genomen te hebben, overleed hij den 5en April 1785 op zijn buitenplaats Baarzande bij Breskens. Hij was gehuwd met Catharina Aitema, die hem overleefde.
Litteratuur: Sepp, Uit het Pred. leven, blz. 113. - Alb. Stud. Rh. Traj., kol. 143. - Boekzaal, Jaarg. 1743b, blz. 557; 1785b, 705 en passim.