[David Frantzius]
FRANTZIUS (David) in 1678 waarschijnlijk te Hoogeveen, althans in Drenthe, geboren als zoon van Petrus Karsten en Judith Frantzius, ontving den naam van zijn grootvader van moederszijde, die predikant te Echten en Hoogeveen was. Zijn ouders verloor hij vroeg, zoodat hij door zijn oom Christianus Frantzius, predikant te Zuidwolde, werd opgevoed. Hij studeerde aan de Hoogeschool te Groningen en daarna te Utrecht, waar hij tot Meester der vrije kunsten en doctor in de wijsbegeerte werd bevorderd. Den 10en Augustus 1705 te Staphorst beroepen, diende hij deze gemeente totdat hij den 8en Juni 1708 naar Raalte vertrok, waar hij gedurende 33 jaren werkzaam bleef. In 1717 mengde hij zich in den strijd tusschen Ens en Fruytier (zie onder deze namen), ontstaan naar aanleiding van het boek Sions Worstelingen, door den laatste in 1715 uitgegeven, en gaf onder het pseudoniem Parmenas Tranquillus een geschrift uit, waarin hij, als gematigd Voetiaan, Ens' laatste werk, Satans verantwoording, bestreed, ‘minder partijzuchtig, doch vol attisch zout’, waardoor hij ook ‘veel beter dan Fruytier toonde in staat te zijn, om de wapens tegen Ens te voeren.’
Frantzius stond in zulk een roep van geleerdheid, dat verschillende jonge mannen naar Raalte kwamen, om zijn onderwijs te genieten. In April 1742, op meer dan 60-jarigen leeftijd, werd hij door Curatoren der Hoogeschool te Groningen tot hoogleeraar in de Philosophie benoemd, als opvolger van Prof. N. Tilburg; hij gaf nog enkele colleges vóór de vacantie, maar overleed reeds den 15en October