[Bernardus Cornelis Felix]
FELIX (Bernardus Cornelis) stamde, naar verhaald wordt, uit een Spaansch geslacht, waarvan één der leden, Don Felix, tijdens de geloofsvervolging in Spanje, zijn vaderland op een koopvaardijschip ontvluchtte, verborgen in een wijnvat en daarbij geholpen door zijn trouwen tuinman, terwijl zijn goederen daarna werden verbeurd verklaard. Bernardus Cornelis werd den 6en Augustus 1827 te Leiden geboren als zoon van den lakenfabrikant B.B. Felix en van M.C. Pas. In zijn geboorteplaats liet hij zich als lid der Waalsche gemeente aannemen en studeerde daarna te Utrecht onder de professoren Bouman, Royaards en Vinke. Na dezen studietijd voorspoedig voleindigd te hebben, werd hij echter bij zijn proponentsexamen door het Provinciaal Kerkbestuur herhaaldelijk afgewezen, waarbij, naar men zegt, het verschil van richting - Felix was den confessioneelen beginselen toegedaan - niet zonder invloed was. De jaren, reeds aan de studie in de theologie besteed, en zijn liefde tot de Evangeliebediening waren de oorzaak, dat hij nu tot de Christelijk-Gereformeerde (Afgescheiden) kerk overging en na nog eenigen tijd aan de Theologische School te Kampen gestudeerd te hebben, was hij als candidaat tot den H.D. sedert 1860 te St. Nicolaasga, in 1862 te Donkerbroek werkzaam, vanwaar hij den 4en November 1864 naar Bolsward overkwam. In het laatst van 1865 beriep deze gemeente hem tot haar leeraar en nadat hij het peremptoir examen had afgelegd, bevestigde Prof. Brummelkamp hem in den dienst des Woords.
Hoewel hij volgens sommiger oordeel te ruim was in zijn prediking en de gemeente daardoor in partijschappen verdeeld werd, wist hij door zijn woord te boeien, was over 't algemeen zeer geliefd bij het volk en de gemeente breidde zich zóózeer uit, dat een nieuwe kerk moest gebouwd worden.
Den 13en December 1867 vertrok hij naar den Helder, waar hij den 30en Juni 1873 weder afscheid preekte, om de gemeente te Groningen te gaan dienen, die hij in 1878 met De Lier verwisselde. Mogelijk omdat hij zich in de Gereformeerde kerk niet geheel thuis gevoelde, nam hij in 1884 een beroep aan naar de Vlaamsch-Evangelische kerk te Rousselaere, en was daar werkzaam tot den 19en Mei 1886, beurtelings in de Nederlandsche en in de Fransche taal predikende. Sedert werd hij emeritus en overleed den 21en Maart 1907 te Delft.
Felix was in 1860 gehuwd met Anna Maria Backer, geboren den 17en April 1834 te Amsterdam en overleden den 22en Augustus 1877, dochter van den rijksontvanger Backer en Elisabeth Johanna van Engelen, uit welk huwelijk zes kinderen zijn gesproten. Later hertrouwde hij met Petronella Meijer, weduwe van den koopvaardijkapitein D.H. Buys, die hem reeds in 1880 ontviel, waarna hij zich in 1883 ten derden male in den echt begaf met Hester Elisabeth Schäuikes, weduwe van den Lutherschen predikant A.H. Broens te Delft, geboren den 26en December 1831, overleden den 2en Mei 1907, dochter van notaris Schäuikes te Heusden en Jansje Mee.
Van zijn hand zijn de volgende geschriften in druk verschenen:
Het Liberalisme onzer dagen en de ware vrijheid (Fran. 1861). |
Wetenschap of godsdienst (Amst. 1867). |
Brieven aan een Burgerman over en tegen de moderne richting, door Bernardo (Amst. 1868). |
Feest- en boetpredikatie over Jes. 1:18-20, ter gedachtenis aan den slag bij Heiligerlee (Gorinch. 1868). |