jury had eenige burgers vrijgesproken, die na een gevecht met Korannas een aantal gevangenen, mannen, vrouwen en kinderen, te Victoria West in koelen bloede hadden doodgeschoten en Faure schreef diep verontwaardigd, onder het pseudoniem ‘Fiat justitia’, een scherpen Brief aan de ‘Argus’, waarin hij de feiten bekend maakte. De Regeering, die daardoor niet weinig impopulair werd, strafte Faure met ontslag.
Van 1882-1886 redigeerde hij toen Het Volksblad, waarin hij allerlei maatschappelijke vraagstukken besprak en zich als volkomen onafhankelijk deed kennen. In 1883 vergezelde hij als tolk de Transvaalsche deputatie naar lord Derby, bij welke gelegenheid Engeland officiëel van de suzereiniteit over de Zuid-Afrikaansche Republiek afstand deed. Ook zag Faure kort daarna, in 1885, een denkbeeld verwezenlijkt, waarvoor hij jaren lang geijverd had, namelijk dat door een wettelijke regeling de uitbreiding van sommige besmettelijke ziekten werd beteugeld.
Toen de uitgave van Het Volksblad in 1886 door onvoldoende ondersteuning gestaakt moest worden, besteedde Faure den tijd, dien het ambt als voorganger zijner kerk niet in beslag nam, aan journalistieken arbeid en vertaalwerk. In 1897 moest hij echter wegens gezondheidsredenen dat ambt neerleggen en trok zich toen ook uit het maatschappelijk leven terug, hoewel hij in de gebeurtenissen van den dag groot belang bleef stellen; zoo liet hij zich onverschrokken en scherp uit over de onrechtvaardigheid van den oorlog van 1899-1902. De laatste jaren van zijn leven woonde hij stil en onopgemerkt te Kampsbaai, waar hij den 12en Augustus 1916 overleed. Hij was in 1871 gehuwd met Augusta Munnik, uit welk huwelijk vier dochters en twee zoons gesproten zijn.
Faure was een man van een innemend en bijzonder eerlijk karakter. Zijn veelzijdigheid blijkt uit de verschillende betrekkingen, die hij behalve zijn voorgangersambt bekleeden kon, terwijl hij bovendien bij vele examens aan de Kaapsche Universiteit als examinator fungeerde, en onder de vrijmetselaars aan de Kaap een voorname plaats innam. Toch kon hij nog tijd vinden voor ontspanning, daar hij voor een goed schaakspeler bekend stond en, bezield met een groote liefde voor de natuur, gaarne lange wandelingen maakte. In 1907 gaf hij een Levensschets uit, niet alleen belangrijk voor de kennis van zijn persoon, maar ook van de gebeurtenissen en toestanden in Zuid-Afrika gedurende de tweede helft der 19e eeuw.
Bovendien verscheen van zijn hand in druk:
Een woord op Paschen (Kaapstad 1868). |
Hemelvaart (Kaapstad 1868). |
De moderne theologie. Dertien toespraken, gehouden in de Mutual Hall (Kaapstad 1868). |
De roeping van de nieuwe leden der nieuwe gemeente (Kaapstad 1869). |
Onze kracht en onze zwakheid (Kaapstad 1872). |
The good and faithful servant (Cape Town 1873). |
Reasonable religion (Cape Town 1882). |
Litteratuur: De Burger (Kaapsch Dagblad) van 18 Augustus 1916 (levensschets met portret). - Album Stud. L.B., kol. 1386. - Cat. Burgersdijk & Niermans, no. 4673, 4674, 19358-19362.