[Johannes Farret]
FARRET of FARRETH (Johannes) geboren den 9en September 1670 te Woerden, werd als candidaat den 19en Augustus 1694 bij de Gereformeerde gemeente te Tiel beroepen en overleed aldaar den 24en Februari 1714. Op dit afsterven werd een geschrift uitgegeven, getiteld: Lijkklagten uitgestort op het schadelijk verlies van den doorgeleerden Here Johan Farreth, Leeraar in de gemeente J.C. binnen Thiel. Hij was den 11en Mei 1700 te Abcoude gehuwd met Anna Margaretha van Beeck, geboren te Amsterdam den 22en Januari 1674 en overleden te Tiel den 22en Mei 1738. Een zoon, Dirk Farret, werd schepen van Amsterdam. Van zijn hand verscheen in druk:
Leerrede tot roem van 's Heeren goedertiereheden en opwekking onser dankbaarheid bij gelegenheid van den dankdag op 13 Dec. 1702. |
Nederlands Hooft, verhoogt boven hare vijanden (1703), een soort lofrede op prins Willem III na diens overlijden. |
Ook schreef hij bij Johannes Vechoven's Handt-leyding voor de geene, welcke sig ten H. Avondmaal begeven sellen (Thiel 1699) een gedicht, waarin hij oordeelde, dat dit en andere werken van Vechoven waren:
als dat sijn penne die in digtmaet soud bevatten.’
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Schotel, Kerkel. Dordr., dl. II, blz. 242. - v. Alphen, N. Kerk. Handb., Jaarg. 1903, Bijl., blz. 156. - De Jongh, Pred. in Gelderl., blz. 301. - Hs. Borger, i.v.