| |
[Jan van Eijk]
Eijk (Jan van), zoon van Izaak, werd geboren te Amsterdam den 7den Augustus 1757. Nog geen 15 maanden oud, verloor hij reeds zijn moeder, en toen ook zijn zuster gestorven was, kwam Jan van Eyk bij zijn grootouders en werd aan de hoede ‘van eene uitmuntende vrouw’ aanbevolen en toevertrouwd. Negen jaar oud werd hij leerling op een der beste scholen te Amsterdam, waar hij drie jaar lang ‘uitmuntend onderwijs’ genoot in de Nederl. en de Fransche taal, benevens in de zoogenaamde voorbereidende wetenschappen. Op zijn 12de jaar ging hij naar de Latijnsche School en toen hij 16½ jaar oud was, was hij zoover gevorderd, dat hij de lessen aan het Athenaeum Illustre volgen kon. In 1774 ging hij naar de Universiteit te Utrecht (maar zijn naam komt in het Album Studiosorum niet voor). Openbare belijdenis legde hij af onder ds. Rutger Schutte en na 7½ jaar aan de Academie te hebben vertoefd, werd hij in 1781, den 30sten October, in de Classis Utrecht, bevorderd tot proponent. Beroepen den 21sten Februari 1782 te Voorthuizen, werd hij na afgelegd peremptoir examen op den 30sten April, den 2den Juni in deze zijn eerste gemeente bevestigd door ds. A. Reguleth uit Haarlem met Lucas XII:8, waarna hij zijn dienstwerk aanvaardde met een rede over Psalm CXXI:2. - Van uit verschillende Gemeenten (Sliedrecht, Hattem, Wesel, IJsselstein) kwamen beroepingen tot hem, waarvoor hij bedankte, doch een in Augustus 1787 op hem uitgebracht beroep naar Loosduinen nam hij aan. Den 12den October preekte hij te Voorthuizen afscheid met Handelingen XX:32, om veertien dagen later (nl. den 26sten Oct.) bevestigd te worden, wederom door ds. Reguleth, die toen predikant was te 's Gravenhage, met Exod. III:14. Van Eijk preekte intree met Handelingen VIII:30, 31a.
Als mensch ‘was hij regt beminnelijk, hij was nederig en minzaam, beschaafd en beleefd, geduldig en bedaard, billijk en regtvaardig, schoon wel eens gestreng. Ook was hij een vriend van orde en nijd kende hij niet’. Aan wiskunde deed hij veel en vele vertalingen van Fransche en Hoogduitsche werken zijn van hem bewaard. Ook de dichtkunst en de muziek vonden in hem een beoefenaar; hij teekende niet
| |
| |
onaardig (hij had een kleine verzameling schilderijen, veel teekeningen en prenten en een collectie munten en médailles). ‘Hij vormde belangloos kweekelingen voor den Predikdienst en Schoolonderwijs. De zaak van het Zendelinggenootschap ging hem zeer ter harte en hij ijverde zeer voor het Bijbelgenootschap’. Hij was een ijverig herder zijner gemeente, onvermoeid leeraar, en in zijn leerredenen legde hij zich toe ‘op verstandige en duidelijke ontvouwing van de voornaamste geschiedenissen des O. en N.T.’ Daarbij toonde hij zich gehecht aan de belijdenis zijner Kerk.
‘Was hij te voren reeds een en andermaal tot gewigtige posten van kerkelijk bestuur geroepen, zoodat hij zelfs eenmaal de eer genoot als voorzitter van de Synode op te treden, geen wonder dat hij ook door de Classis van 's Gravenhage, na de nieuwe orde van zaken, bestendig tot lid van het Cl. Bestuur werd benoemd en ook zitting had in het Prov. Kerkbestuur van Z. Holland’. Van Eijk is bij voortduring te Loosduinen werkzaam gebleven. Hij had den 30sten Januari 1822 nog de Vergadering bijgewoond van het Cl. Bestuur en reeds den 7den Februari overleed hij ‘tot droefheid van zijne hem liefhebbende en zoo zeer geliefde Gemeente, in welke hij 33 jaren onvermoeid en tot eenen uitgebreiden zegen werkzaam was.’ Hij stierf ongehuwd.
Een gewichtige gebeurtenis tijdens zijne bediening te Loosduinen had plaats den 19den November 1791, toen hij, na een voorafspraak uit 2 Sam. VII:2 en naar aanleiding van Psalm XCIII:5b, het verbeterde orgel en het hernieuwde kerkgebouw inwijdde. De rede, bij deze gelegenheid uitgesproken verscheen te 's Gravenhage in druk onder den titel:
Kerkelijke Redevoering en Gezangen, bij gelegenheid der voltooide verbetering van het kerkgebouw en orgel te Loosduinen, op den 19 van Slagtmaand 1791. |
Van hem verscheen in druk:
Onderzoek van het leerstelsel van Spinoza en de tegenwerpingen van Bayle hiertegen, door den Heer Jariges. Mém. de l'Acad. Royale des Sc. à Berlin, Ann. 1745 uit het Fransch vertaald. In de Uitgel. Verhandelingen, uitgeg. door Prof Hennert, 1e dl., blz. 41. Utr. 1780. |
|
Tweede verhandeling over Spinoza. Mém. an. 1746. ll. 1e dl., blz. 104. |
|
Wijsgeerig Onderzoek over het natuurlijk verband tusschen de Wetenschappen en de Zeden, door den Heer Formey, Mém. de l'Acad. an. 1753. - ll. 3e dl., blz. 303. 1782. |
|
Opheldering eener geestkundige strijdigheid, ten betooge, dat een mensch somtijds werkzaam is en oordeelt niet alleen, zonder reden van zijn doen te kunnen geven, maar zelfs tegen dringende en overtuigende reden aan. Door den heer Sulzer. Mém. 1759. ll. 4e dl. 1784. blz. 1. |
|
Verhandeling, waarin aangetoond wordt op welke wijze, en in hoeverre, sedert de leer van Christus in de wereld verkondigd is, de bestrijding van dezelve heeft medegewerkt tot hare opheldering en bevestiging, door M. Pap. Szathmari, uit het Latijn. In het Haagsch Godgel. genootschap. 1790. |
|
Verhandeling over de overeenkomst en het verschil tusschen de vroegere en latere
|
| |
| |
bestrijders van den Christelijken Godsdienst, door T.C. Piper, uit het Latijn. In het H. Godgel. genootschap. 1789. |
|
Verhandeling over het doorbrekend misbruik van Gods naam. In het H. Godgel. Genootschap, 1793. (Met een zilveren eereprijs bekroond.) |
|
Liederen voor den landman. 3 stukjes. Amst. 1794-97. kl. 12o. |
|
Liederen voor Dorp- en Stedelingen. 3 stukjes. Amst. 1798-1801. kl. 12o. |
|
Liederen voor allerlei soort van Godsvereerders. Amst. 1807. kl. 12o. |
|
Proeve [en tweede proeve] van Gezangen voor godsdienstige gezelschappen. 2 st. Rotterdam 1801. gr. 8o. |
|
Iets over den eersten dag der week. Rott. Amst. 1799. 8o. |
|
Bevestiging der Waarheid, door voorbeelden van vroeg bekeerde en jong gestorvene, als ook bejaarde menschen; benevens eenige sprekende daden der Goddelijke Voorzienigheid, uitgegeven met een voorrede. Rott. 1799. 8o. |
|
Eenvoudig Onderrigt over den H. Doop. Rott. Amst. 1800. 8o. |
|
Over het te kerk gaan, tot onderrigt voor Mingeoefende, om het met vermaak te doen en er nut van te hebben. (Zijnde no. 2 der kleine stukjes, ter bevordering van Evang. Kennis en Godzaligheid, uitgeg. door Gecommitteerden bij het Nederl. Zendelinggenootschap). Rott. 1801. |
|
Onbevooroordeelde Gedachten over Regtzinnigheid. Rott. 1802. 8o. |
|
Een Woord voor menschen, die niet kunnen te kerk gaan. (no. 4 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1803. |
|
Eenige Aanmerkingen over het allerbeste boek (no. 9 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1805. |
|
Iets over Bekeering. Rott. 1807. 8o. |
|
Eenvoudig Onderwijs in het lezen van den Bijbel. (no. 10 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1807. |
|
Redevoering over het werk van den H. Geest ter uitbreiding van Jezus' Rijk, op de 12de Alg. Verg. van Nederl. Zendelinggenootschap, 19de van Hooimaand 1810. 's Hage. 8o. |
|
Wonderbare levensgeschiedenis van den grootsten man, die ooit dezen aardbodem betreden heeft (zijnde no. 11 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1812. |
|
De dankbare aan God gewijde vreugd van het verlost Nederland, bij gelegenheid der huldiging van Z.K.H. Willem Frederik, Prins van Oranje, tot Souvereinen Vorst der Vereenigde Nederlanden. Cantate. Den Haag 1814. gr. 8o. |
|
Raadsels (In het boekje: Iets over Raadsels, met Raadsels tot toegift). Amst. 1815. |
|
Het Dorp Eerenhoef uit het diepst verval tot vorigen welstand hersteld (no. 17 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1816. |
|
Een bemoedigend Woord. Rott. 1817. gr. 8o. |
| |
| |
Redevoering, uitgesproken bij het einde van het jaar 1816, gedrukt in: Regten troost voor Neerlands ingezetenen. Den Haag 1817. |
|
Onderrigt omtrent het bidden. Amst. 1817. 8o. |
|
Voorbereidend Onderrigt voor het Onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenissen. Amst. 1817. 8o. |
|
Het derde Eeuwfeest der Kerkhervorming, gevierd in de kerk der Hervormden te Loosduinen, op den 2 Novemb. 1817, of de uitnemende waardij der Kerkhervorming dankbaar erkend, naar aanl. van Ps. LXXXIX:16. - Den Haag 1817. |
|
Gezangen bij die gelegenheid. Amst. 1817. |
|
Tafelgesprekken bij zes onderscheidene Bedieningen van het H. Avondmaal; gedrukt in de Handleiding voor den waren Avondmaalganger. 3de stuk. blz. 48-80. Amst. 1817. |
|
Voorbereiding voor het Onderwijs in de Christelijke leer. Amst. 1818. 8o. |
|
Onderrigtend Woord, om te voegen bij het geschenk des Bijbels. Rott. 1818. |
|
Leesboek voor gevangenen, inzonderheid die ter dood veroordeeld zijn. (no. 21 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1819. |
|
Geschenk voor degenen, die tot Lidmaten der Christelijke Kerk zijn aangenomen (no. 23 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1820. |
|
Verhandeling over de ware Christelijke Verdraagzaamheid. Amst. 1820. 8o. (Deze Verhandeling werd door van Eijk geschreven, naar aanleiding van de door het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg uitgeschreven prijsvraag: ‘Waarin bestaat de ware Christelijke verdraagzaamheid der Burgeren onderling? Waarin verschilt zij van het indifferentismus (onverschilligheid) vooral met opzigt tot beider bronnen, en welke zijn de geschiktste middelen om de eerste uit hare echte beginselen te doen voortvloeijen?’) |
|
Heb ik wel genoeg voor de eeuwigheid? (no. 24 der kleine stukjes, enz.) Rott. 1821. |
|
De Bijbel, in het klein, voor kinderen. In verhalen en gedichtjes. Met gegrav. titel, waarop het welgelijkend silhouet van ds. v. Eijk, door Veelwaard benevens twee vignetten. Amst. 1821. Over zijn portret zie voorts Fr. Muller, Beschrijv. Catal. No. 1601. |
|
Bijbeloefening over de Handelingen der Apostelen: of Vroegste Geschiedenis der Christelijke Kerk, naar het tweede boek van Lucas. Amst. 1822. 8o. |
De Maatschappij der Nederl. Letterkunde bezit van hem een brief uit 1792 (vgl. Cat. v.d. Maatsch. der Nederl. Letterk. Handschriften, blz. 60).
Litteratuur: ‘Korte Levensbeschrijving’ van J. van Eyk door ds. R.P. van de Kasteele. Amst. 1822. Deze levensbeschrijving met opgave van 's mans werken voorafgaande aan zijn bovengen. Bijbeloefening over de Handel. der Apost. loopt van pag. V-XXII. - Van der Aa, ll. dl. V, blz. 295-96. - P.S. Witsen Geysbeek, Biogr., Anthol. en Crit. Woordenb. der Nederd. Dichters, II, blz. 258-272, -
| |
| |
Boekzaal 1822a, blz. 214, 598, 599. - van Alphen, N.K. handb. jrg. 1903, Bijl. U, blz. 159; jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 134.
|
|