Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Jan van Eijk]Eijk (Jan van) geboren te Amsterdam en broeder van Jacobus, den vader van Petrus Godofredus, studeerde te Leiden (zijn naam komt echter in het Album Studiosorum niet voor) en werd den 8sten April 1761 proponent in de Classis Amsterdam. Beroepen te Randwijk den 10den Februari 1763, deed hij den 1sten Juni in de Classis Nijmegen zijn peremptoir examen. De bevestiging in zijn eerste gemeente had plaats den 26sten Juni door zijn broeder Jacobus, destijds predikant te Schiedam, met Exodus IV:14b, 15, terwijl hij zijn intree deed met Zacharia IV:6, 7. Achtereenvolgens was hij werkzaam te Oud-Beierland (beroepen 27 Januari 1771; bevestigd door zijn ambtgenoot J. Smits met 1 Cor. III:7-9; intree 16 Juni met 2 Petr. I:1b, 2a, en eindelijk te Muiden (ber. 28 April 1776; afscheid te O. Beierland 28 Juli met Genesis XXXI:3; bevestigd door zijn ambtgenoot Gijsbertus Boursse met Matth. IV:18-22; intree met Eph. I:3). In deze laatste gemeente is van Eijk werkzaam gebleven tot den 31sten Januari 1789, toen hij door de Staten van Holland en West-Friesland werd afgezet.Ga naar voetnoot1) Later vestigde hij zich metterwoon te Amsterdam, alwaar hij den 11den Januari 1818 overleden is.
Van hem zag in 1786 het licht te Amsterdam:
De inhoud van dit geschrift bestaat uit zes overdenkingen. ‘De onderwerpen derzelve zijn gantsch niet gemeen, doch teffens gewichtig, en so, dat zij den aandacht der liefhebberen opwekken; 't welk deszelfs waarde grootelijks verheft. De eerste overdenking gaat over het verschillend gebruik der Godlyke Namen, in 't begin van Moses eerste boek; de tweede, over den tijd, wanneer Jacob bij Laban gekomen is; zijne beide huwelijken voltrokken heeft; en zijn zoon Levi gebooren is; de derde, over het eerste licht; de vierde, over de wateren, die boven het uitspansel zijn, de vijfde, over des menschen schepping tot Gods beeld, en de zesde, over de bewijzen, voor de volmaaktheid met Adam's verstand, ontleend uit de naamgeeving der dieren, | ||||
[pagina 107]
| ||||
en het kennen van God aan den wind des daags. In alle deze overdenkingen straalt ongemeene duidlijkheid, goede orde, gezonde oordeelkundige en eigen uitvinding overal door, so dat weetgierige Bijbelvrienden er aangename stof tot nuttig onderzoek in vinden zullen’. Dit geschrift wordt door v.d. Aa ll, dl. V, blz. 295, ten onrechte toegeschreven aan den te Loosduinen gestorven predikant Jan van Eyk.
Neerlands volk tot de algemeene wapening aangemoedigt, door eene Leerrede over Neh. IV:14. 15. Briefswijze medegedeeld aan zijnen vriend te Amsterdam. 1785.
Het zich wapenend Nederland, Den zekersten weg voorgesteld, om de wapenen met voorspoed te gebruiken. In eene leerrede over 1 Sam. XIII:12, 1ste Dl. Amst. 1785.
Litteratuur: Boekzaal 1818a, blz. 95, 361. - v. Alphen, N.K. handb., jrg. 1903, Bijl. U, blz. 152; jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 145; jrg. 1908, Bijl. P, blz. 131 (ten onrechte is hier als jaar van zijn komst te Muiden genoemd 1775; toen was zijn voorganger nog niet vertrokken). - Alphabet. Naamlijst van Boeken (1790-1832) 's Grav. en Amst. 1835, blz. 150. |
|