Tegen het in dit geschriftje te berde gebrachte schreef van Epen: Het betamelijk en godsdienstige gebruik van het lot, bijzonder in kerkelijke zaken. Overeenkomstig bijbel en gezond verstand, bewezen tegen den schrijver van het stukje, getiteld: De Vraag: Mag een kerkeraad enz..... Amsterdam 1811. We vinden hier door van Epen ook uiteengezet, waarom hij, toen hij drie maanden, nadat het lot hem had aangewezen te Blokzijl te blijven, toch naar Wolvega ging. Rede en godsdienst bewogen er hem toe, zegt hij, ‘die tweede beroeping zelfs niet eenmaal in beraad te nemen. En waarom? - niet alleen, omdat ik sedert de roepende gemeente van gunstiger zijde had leeren kennen; maar ook gebeurde er, bij gelegenheid van het 25-jarig feest der Maatschappij: Tot nut van 't Algemeen, voor het welk ik gezangen vervaardigd had, zoodanig iets, dat ik mijne stille hoop, om met mijnen ambtgenoot den vrede en het goede in de gemeente te zullen bevorderen, treurig moest opgeven.’
Over dezen strijd schreef nog J. Clarisse in ‘de Recensent ook der recensenten dl. VI blz. 360 enz. - In de Bibliotheek der theologische letterkunde, 1810. No. 2, blz. 310, wordt de handelwijze van v. Epen eenvoudig als kwakzalverij bestempeld.
Klaagzang bij een vreselijk en storm en watervloed, die de veelvuldige rampen van Vlissingen, in den nacht tusschen den 14den en 15den van Louwmaand 1808 volmaakte. 2de druk. Vliss. z.j.
Triomf- en krijgslied den helden der menschheid bij hunne glansrijke overwinning op Bonaparte, in den bloedigen veldslag: La belle alliance, op den 18den Junij 1815, en bij hunnen zegevierenden intogt in Parijs toegewijd. Amst. 1815.
Redevoering over 2 Chron. 23:11b. Uitgesproken in de St. Janskerk te Maastricht, op den 24sten Augustus 1828, den 56sten verjaardag des Konings .... Maastr. 1828.
Twee leerredenen, behelzende de eerste: eene opwekking ter verheerlijking van God, bij dë overwinning onzer legers op de algemeenen vijand, over Eph. III:20 en 21a. Uitgesproken den 2 Julij 1815. En de laatste, eene vergelijking tusschen de verlossing van Juda, onder Jozaphat, en de verlossing van Nederland, onder Willem den eersten, naar psalm 48:9-15, zijnde een dank- en bededagsrede, uitgesproken den 5 Julij daaraanvolgende. Amsterdam 1815.
Gezangen bij het einde des jaars, ten gebruike voor de Hervormde Gemeente te Veendam, en voor anderen, die er zich van bedienen willen. Groningen 1819.
Gezangen bij den aanvang des jaars, ten gebruike van de Hervormde gemeente te Veendam, en voor andere, die er zich van bedienen willen. Groningen 1819.
Hulde aan de helden van het kasteel van Antwerpen, en opwekking aan oud-Nederland. Maastricht 1833.
Kort begrip der godsdienstleer, volgens de belijdenis der Protestanten, naar de behoeften des tijds, bijzonder in de zuid. prov. des rijks. Maastr. 1833.
De regtvaardigheid onzer zaak en het welberadene onzer verdediging. Biddagsrede. Maastricht 1833.
W.M.L. de Wette: bijbelsche dogmatiek des ouden en des nieuwen Testaments, met aanmerkingen, uit het Hoogd. vertaald door C. v. Epen. Amsterdam 1820. (Deze vertaling is niet voltooid. cf. Sepp, Proeve, enz., 2de druk. blz. 61). Hij maakte lijk-