Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Petrus Nicolai Engelraeve]Engelraeve (Petrus Nicolai, Engelraves of Engelravius) werd omstreeks 1585 in Engeland geboren, blijkens zijn inschrijving in het album der Leidsche universiteit, waar we op kolom 62 vinden: ‘28 Juli 1601 Petrus Nicolai Enghelravius, Anglus, 16 T.’ Den 24sten September 1612 werd hij in de classe van Leiden geëxamineerd om de gemeente Boskoop te bedienen. Door de synode in 1619 gehouden te Leiden, werd hij afgezet, nadat hij bevorens door deputati synodi was gesuspendeerd tot op de nationale synode, die hem onzuiver bevond in ‘de leere van de erfzonde, van de volmaeckte onderhoudinge der wet in dit leven’, terwijl hij ter part. synode van 1619 verklaarde ‘dat hij niet en can menschelicke geschriften onderschrijven, insonderheijt wanneer die strijden tegen de h. schriftuere, ghelijck hij meynt, dat de canones synodi nationalis doen.’ (cf. R. en v. V. ll. dl. III, blz. 370, art. 60). De acte van stilstand wilde hij niet onderteekenen, en den 10den September 1619 werd hij uit den lande gebannen en naar Waalwijk gestuurd, alwaar hij, evenals te Antwerpen, in de vergaderingen der Remonstranten zich liet vinden. Van Antwerpen trok hij naar Holstein, alwaar we hem in 1621 met zijn vrouw aantreffen. Hij had zich metterwoon gevestigd te Frederikstad, in welke plaats hij, in den beginne met Remautius (gewezen predikant van de Fransche regimenten te Bommel) en Tijkmaker, de d.t.p. ontstane Remonstrantsche gemeente bediende. Dit bleef voortduren, ook nadat den 28sten November 1623 tot vast leeraar werd aangesteld | |
[pagina 47]
| |
Nic. Grevinckhoven, die, na toestemming der directeuren, den 12den Mei 1624 het beroep aannam. Den 7den Maart 1627 evenwel verklaarde Engelraeve, dat hij van zijn vorstelijke genade verkregen had ‘het notariaatschap, en om 't selve te mogen exerceeren, niet wel langer con vaceeren om 't prediken waar te nemen, waerom hij ontslaging daervan en admissie tot de practyke verzocht’. Naar Brandt (cf. Historie der Reformatie dl. IV, Rotterdam 1704 blz. 415) is hij later tot het katholicisme overgegaan. Hij wordt genoemd als de schrijver van: Basuyne dienende om allerley traghe slapende zielen yverich ende wacker te maken, mitsgaders verflaude ende vertsaechde herten moedt te gheven tot continuatie hares Christelijcken beroeps, nietteghenstaende hen dieshalven veel swaricheden ontmoeten. Alles cortelijck vervatet in 3 Brieven, inghestelt ende gheschreven na gheleghentheyt van eenen Remonstrantschen predicant, doe hy sich bereyde om in Hollandt onder 't Cruys, Godts woordt te gaen leeren, de eene aen syn ghemeinte, de andere aen syn huysvrouw ende de derde aen syn vrienden. Hosea VIII:1. Anno 1620.Ga naar voetnoot1) Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. V: blz. 158 (Uitgebreid.) De Remonstr. Broederschap. Biographische Naamlijst, enz. blz. 149; 338 en 398 v.v. |
|