[Engelbertus van Engelen]
Engelen (Engelbertus van) zoon van E.A. ontving zijn opleiding tot predikant te Amsterdam op het seminarium der Rem. Broederschap. Hij werd in 1652 proponent en ten jare 1653 predikant te Gorinchem. Toen Arnoldus Poelenburg, hoogleeraar in de godgeleerdheid aan het seminarie, den 30sten Augustus 1668 overleden was, kwam hij voor het professoraat in aanmerking (in de Remonstr. broederschap enz. blz. 261 staat 1666). Terwijl hij nog te Gorinchem werkzaam was, ontwierp hij het reglement op de curateele van het seminarium in Mei 1669, en reeds in de volgende maand, (den 23sten Juni) werd hij naar Utrecht beroepen, wat hij aannam, ‘op voorwaarde, dat zijne plaats te Gorinchem vervuld zou worden. Hij had de gemeente, die nu 50 lidmaten telde, zestien jaar bijeengehouden en beklaagde zich in een zijner brieven aan G. Brandt, ‘dat hij meermalen bij beroepingen, o.a. te Rotterdam was voorbijgegaan’. In de kerkekamer te Utrecht gaf hij in 1671 en dat wel om niet, aan een twaalf of dertiental studenten les in den godsdienst, de geschiedenis en het Latijn ‘om ze aan de Rem. zaak verbonden te houden als ze later in de regeering kwamen’, terwijl door de Broederschap jongelingen onder zijn opzicht werden gesteld ‘om zich in literis te oefenen voor het onderwijs der professoren te Amsterdam, 1677 en 1678’. Hij overleed den 23sten Juli 1684.
Ook heeft hij als Utrechts predikant eveneens zijn goede diensten bewezen aan de Rem. gemeente te Arnhem, die, na het overlijden van Chr. Henrici Ouwens in 1673, herderloos gebleven was. Immers toen in de ‘Groote vergadering van Juli 1676 een brief, ingeleverd door den predikant uit Nijmegen, van der Kaey, was voorgelezen, waarin verzocht werd dat de Arnh. gemeente ‘met twee predikatiën en de bediening des H. Avondmaals’ gediend mochte worden, verklaarden enkele predikanten, waaronder ook onze van Engelen, zich bereid, ‘uit liefden op hunne eigene kosten’ daarvoor te zorgen.