[Cornelis van Engelen]
Engelen (Cornelis van) werd omstreeks 1722 geboren te Utrecht, alwaar hij in 1744, als student werd ingeschreven (cf. Album stud. kol. 144). Onder voorzitterschap van professor Jacobus Odé, verdedigde hij hier den 3den Maart 1745 een wijsgeerige dissertatie de natura et causa caloris, waardoor hij bevorderd werd tot doctor philosophiae. Predikant bij de Doopsgezinde gemeente te Harlingen, zag hij zich wegens lichaamszwakte genoodzaakt in 1758 zijn bediening neer te leggen; doch hij vatte ze weer op in 1764, en was van dit jaar af tot 1769 in dienst van de Doopsgezinden te Huizen. Na dezen tijd vestigde hij zich metterwoon te Leiden, alwaar hij zich wijdde aan taal- en letterkunde en medewerker was aan de Spectatoriale geschriften van dien tijd. Hij stierf in 1793.
Van hem zag het licht: Voorrede voor Herder's samenspraken over de Hebr. poezij. Leiden, 1784. 3 stukken. - Brieven over de weelde. Haarlem 1791. 2 dln.
P. Camper, over de overeenkomst tusschen dieren en gewassen. Uit het Latijn door C. v. Engelen. Amst. 1764.
Michaëlis, J.D. Rijsverhandeling over den wederkeerigen invloed van de aangenoomen begrippen onder een volk op de nationale taal en van de taal op de nationaale wijze van denken. Vertaald en met aanmerkingen vermeerderd door C. van Engelen. Harlingen, 1771.
Hij werkte mede aan De Philanthrope of Menschenvriend. Amsterdam, 1757-62. 6 dln. (Verscheen van 6 Oct. 1756-29 Dec. 1762); de Denker (No. 1-636). Amst. 1763-74. 12 dln. (Dit tijdschrift verscheen van 3 Jan. 1763-26 Dec. 1774 en is vervolgd door het tijdschrift: de Vaderlander): de Philosooph (No. 1-208). Amsterdam, 1766-69. (Verschenen 6 Jan. 1766-25 Dec. 1769. Van dit tijdschrift voerde hij alleen de redactie.); de Rhapsodist. Amsterdam 1771-83. 6 deelen. Nog verscheen van hem in de Werken van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden (1779) een antwoord op de door genoemde Maatschappij uitgeschreven prijsvraag: Welke zijn de algemeene oogmerken, die een dichter moet bedoelen? Welke zijn derhalven de eigenaardige onderwerpen van de dichtkunst? en welke zijn derzelver algemeene regelen?
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. V, blz. 150. (Uitgebreid). Biogr Woordenboek der N. en Z. Nederl. Letterkunde. Nieuwe druk. blz. 236. - Sepp, Johannes Stinstra en zijn tijd, enz. 2de dl. reg. i.v. Godgeleerde bijdragen, 1862. blz. 885 enz.