[Johannes Arnoldus Eck]
Eck (Johannes Arnoldus) zoon van Jacobus († te Groningen als hoogleeraar in de rechten, den 24sten December 1757) en Alette van de Wal, werd geboren te Ham den 26sten September 1720 en studeerde eerst te Duisburg, daarna te Groningen, alwaar hij proponent werd den 3den Oct. 1741. Beroepen te Lellens in Augustus 1742, had zijn bevestiging plaats den 18den September door ds. Lambertus van der Tuuk uit Garelsweer. Hij arbeidde achtereenvolgens te Noordijk (ber. 26 April 1743, afsch. 14 Juli, intree 21 Juli), te Sappemeer (ber. 3 Maart 1750, afsch. 5 April, intree 19 April), te Zutphen (ber. 13 Juli 1753, afsch. 26 Aug., intree 23 Sept.), en te Amsterdam (ber. 21 Maart 1758, afscheid 28 Mei, bev. 11 Juni en intree 14 Juni). Hooggeacht en bemind stierf hij hier den 10den Februari 1792.
Van hem zag het licht: De aangename Gedagtenis van Godvrugtige Voorgangers, ter navolging van hun geloof, na hunnen uitgang der gemeente aangeprezen. Hebr. XIII:7 verklaard en toegepast op het zalig afsterven van den Wel-Eerwaarden, zeer Geleerden en Godvrugtigen Heere J. Temmink, Bedienaar van het H. Evangelium te Amsteldam, in den Heere ontslapen op den 26sten October en begraven op den 1sten November 1768. Ter gedagtenis van desen regtvaardigen, uitgesproken op Vrijdagavond den 4den November in de Wester-kerk.... Amst. 1768.
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. V, blz. 82. (Uitgebreid).