Welt. Amst. 1835. In het Hollandsch vertaald door J.M.L. Roll, zagen deze preeken het licht als: Leerredenen over het geloof aan onze onsterfelijkheid. Amst. 1835. |
Predigt, gehalten am Sonntage den 8e März, in der alten Luth. Kirche zu Amsterdam. Amsterd. 1840. |
Was wir bey den Klagen, welche über den Geist unserer Zeit geführt werden, nicht auszer acht lassen durfen. Amst. 1813. |
Schultz Jacobi en F.J. Domela Nieuwenhuis, sprekende over zijn preeken (cf. Bijdragen tot de geschiedenis der evang.-Luthersche Kerk in de Nederlanden, 7de en laatste stuk. Utr. 1845) zeggen, dat er in zit, ‘een regelmatigen, zachtvloeienden, geleidelijk medesleependen stijl. Zonder buitengewone verheffing is er een oratorische gloed in al zijne stukken, die door iets stichtelijks of gemoedelijks boeien, ofschoon het eigenlijk positieve van het Christendom minder op den voorgrond treedt, dan wij wenschten, en de Bijbelsche vorm van uitdrukking doorgaans gemist wordt. Aan tekstverklaring is nauwelijks gedacht, en de geheele rede is meer verhandeling over een bepaald onderwerp met een tekst aan 't hoofd, dan prediking over den tekst. Het voorbeeld van Reinhard, en vooral van Zollikoffer schijnt door Ebersbach op zijne wijze gevolgd te zijn; en voor de oratorische orde stelde hij soms, gelijk gepast is, de logische verdeeling achter.’ Practisch zijn ze de preeken en er is doorgaans een goed slot aan. Zeer prijzen Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, de preeken over de waardij der huiselijke eensgezindheid, over de huiselijke betrekkingen, en over den weldadigen invloed van den Godsdienst op de veredeling onzer gezellige genoegens. ‘De tekst is de ziel der preek over 1 Kon. 21 vs. 1-19, de droevige uitwerkselen van ongeregelde begeerten, en daarom verdient deze bijzondere vermelding.’ Minder hoog wordt weggeloopen met de preek over het wederzien der onzen in de eeuwigheid. ‘Voorbeeldig over den tekst is de preek over 1 Thess. V:21. Geheel buiten den tekst is die over 1 Cor. I vs. 23, 24, zijnde een bevestigingsrede, ten onderwerp hebbende: dat de verkondiging van Jezus kruisdood een ongemeen gewigtig bewijs is voor de hooge waardij van het Evang. leeraarsambt. Er bestaat een portret van
hem naar H.W. Caspari door D. Sluyter.
Litteratuur: F.J. Domela Nieuwenhuis, Geschiedenis der Amsterdamsche gemeente. Amst. 1856. blz. 230, 235, 237, 240. - J.C. Schultz Jacobi en F.J. Domela Nieuwenhuis, Bijdragen enz. 7de en laatste stuk. blz. 144-149. Stuk 4, blz. 168 en stuk zes blz. 81. - v.d. Aa, ll. dl. V. blz. 2 en 3. (Uitgebreid). Jaarboek der Ver. voor Nederl. Luth. Kerkgeschiedenis door prof. dr. J.W. Pont, dl. III, Amst. 1910, blz. 123.