Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 646]
| ||||||
cant, afkomstig van Dordrecht en Anna Emmerentia Sophia van Bernagie. Hij studeerde aan de Leidsche Hoogeschool (waar hij werd ingeschreven als student in de Rechten den 2den Augustus 1753, doch moet daarna tot de godgeleerde studie zijn overgegaan). Proponent geworden bij de Classis van Leiden en Neder-Rhynland den 6den Augustus 1758, werd hij den 30sten Maart 1760 als predikant te IJselmuiden bevestigd door Ds. J.H.M. van der Upwich, predikant te Kampen (m. 1 Tim. VI:11, 12) en deed hij intrede (m. Psalm LXVII:2, 3). Bij gelegenheid van de Overysselsche synode, in Juni 1789 te Deventer gehouden, hield hij de synodale rede over Hand. XV:6. Den 29sten Mei 1791 sprak hij bij het ingebruiknemen van de koperen kerkkronen in zijn gemeente een leerrede uit naar aanleiding van Psalm XCIII:5b. Hij overleed den 20sten September 1803 ten huize van Ds. B.G. Noordbeek, emer. predikant van Zalk, woonachtig te Deventer, die gehuwd was met Duircants zuster.Ga naar voetnoot1) Zijn weduwe, die hij achterliet met twee kinderen, overleed reeds den 6den October d.a.v. Tegen het meer en meer voorkomend gebruik van predikanten, om hunne leerredenen voortelezen trad hij, zooals hieronder blijkt, in geschrifte op; hij vond bijval bij den Franeker Hoogleeraar Johannes Ratelband, die daarop in 1785 zijne Aanmerkingen uitgaf. Het heeft echter, toen het memoriseeren ook door mannen van naam als van der Palm en Borger werd afgekeurd, niet veel gebaat. In 1795 werd Duircant met zilver bekroond door het ‘Haagsch Genootschap t. verded. v.d. Chr. Godsd..’ voor een door hem geleverde verhandeling over Matth. XXV:46, onder de zinspreuk 1 Tim. IV:16.
Zijne geschriften zijn:
In de Biblioth. van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden bevindt zich van hem een brief in manuscript aan M. Tydeman (zie: Catal. v. gem. Biblioth. I, kol. 59).
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Album Stud. Acad. Lugd. Bat., kol. 194. - Boekzaal. Jrg. 1758b, blz. 243; jrg. 1759b, blz. 252; jrg. 1760a, blz. 520, 521; jrg. 1789b, blz. 435, 436; jrg. 1791b. blz. 62; jrg. 1803b, blz. 523. - A. Moonen, Naemketen der Predik..... ond. de vier Glassen v.h. Overyss. Syn.....(verv. d. B.G. Noordbeek en J. Hoogewal), blz. 50. - De Navorscher. N. Serie, 14de jrg. (1881), blz. 4061. - A. Ypey, Geschied. der Kristl. Kerk in de 18de eeuw. VIII, blz. 691 v.v. - J. Hartog, Geschied. v.d. Predikkunde in de Prot. Kerk v. Nederl. | ||||||
[pagina 647]
| ||||||
(2de dr.), blz. 269. - Nieuwe Algem. Konst- en Letterbode. IV (13 Nov. 1795, No. 98, blz. 154. - Catal. der Biblioth. v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden. II, kol. 350. - H.C. Rogge, Biblioth. der Contra-Remonstr. en Geref. geschriften in ‘Beschrijv. Catal. der Pamfl. Verzamel. v.d. boekerij der Remonstr. Kerk te Amsterdam’. St. II, Afd. I), blz. 212. - Alphab. Naamlyst v. Boeken 1790-1832, (verv. op Arrenberg), blz. 142. |
|