Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Antonius Driessen]Driessen (Antonius) was een der vier zonen uit het huwelijk van Mr. Johannes Petrus Driessen (oudsten zoon van den hiervoor beschreven A. Driessen) en Anna Christina Alberthoma. Hij werd geboren te Groningen den 17den April 1752. Na in zijne vaderstad de Latijnsche scholen doorloopen te hebben, studeerde hij er aan de hoogeschool, waar hij den 18den December 1766 werd ingeschreven. Gedurende de negen jaren daar doorgebracht maakte hij groote vorderingen in verschillende wetenschappen; vooral bleek reeds vroeg zijn lust en aanleg voor de Oostersche Letterkunde, waarin hij onderwijs genoot van den beroemden hoogleeraar N.W. Schroeder. Nog tijdens zijn verblijf aan de Academie kwam dit uit in zijn Dissertatio Philologico-Critica (zie hieronder), door hem den 7den Maart 1774 in het openbaar verdedigd. Door de classis van Groningen en 't Gorecht den 14den Maart 1775 met ‘een allerloffelijkst getuigschrift van zijne uitstekende bequaemheid’ tot proponent bevorderd, aanvaardde hij den 29sten October van datzelfde jaar het predikambt te Rottum (met 1 Cor. II:2), na bevestigd te zijn door zijn leermeester Prof. P. Chevallier (met Openb. III:1b). Niet lang was hij er werkzaam; den 27sten April 1777 nam hij van zijn eerste gemeente afscheid, (met Rom. XVI: 25-27) en den 25sten Mei werd hij bevestigd te Noorddijk door Ds. J.F. Buning, predikant te Middelbert (met Tit. II: 15) en deed zijn intrede (met 1 Cor. I: 23, 24). In 1785 hield hij de openingsrede voor de Provinciale Synode te Appingedam (tekst: Phil. II:7). Hij overleed er den 7den October 1808, nadat hij den laatsten tijd wegens zijn afnemende krachten en herhaalde aanvallen van beroerte in zijn dienstwerk werd bijgestaan door een candidaat. Hij was zeer gezien om zijn karakter en omgang. Met verschillende geleerden te Groningen bleef hij in betrekking. Hij beoefende niet onverdienstelijk de dichtkunst, moedigde daarin ook anderen aan, maar kwam uit bescheidenheid er niet toe, van zijne gedichten te doen drukken, anders dan een kleinen bundel voor besloten kring. Hierin komt voor een ontboezeming op het onverwacht en noodlottig uiteinde van zijn eenig zoontje. In een Proeve van Gedichten, door Klaas Herm. Bouman, boerenknecht te Noorddijk (Gron. 1810), blz. 16, 17 bezingt deze in Driessen zijn vriendelijken weldoener. Hij huwde in 1776 met Berta Clara Wichers, behoorende tot een aanzienlijk Groningsch geslacht; zij overleefde hem met drie dochters.
Van hem zag het licht:
| ||||
[pagina 615]
| ||||
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Alb. Stud. Acad. Gron., kol. 220. - Boekzaal. Jrg. 1774a, blz. 340; jrg. 1775a, blz. 372; b, blz. 135, 700; jrg. 1777a, blz. 471, 598, 599, 722, 723; jrg. 1808b, blz. 610-612. - P. Boeles Jr., Het Tweehonderdvijftigjarig bestaan der Herv. Gemeente te Noorddijk, gevierd op den gedenkdag deg Hervorming 2 Nov. 1845. (Leerr. met Aanteek., Bijl. en eene plaat), blz. 93, 94. - Mr. H.O. Feith, Levensschets van Mr. R.K. Driessen, blz. 4, 16. - H.H. Brucherus, Gedenkboek van Stad en Lande, blz. 34, 133. - v.d. Aa, e.a. Nieuw Biogr., Anthol. en Crit. Woordenboek v. Ned. Dichters. II, blz. 51. - v. Alphen, N. Kerk. Handb. Jrg. 1914, Bijl. Q, blz. 162, 166. - Gron. Volksalmanak (1896), blz. 84. - De Navorscher. XXXIX (jrg. 1889), blz. 115, 116. |
|