Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Jean Doucher]Doucher (Jean) (Johannes Ducherius), in 1573 geboren te Gent, werd in 1605 predikant bij de Waalsche gemeente te Keulen, en kwam in 1608 na de onderteekening der in 1580 opgestelde belijdenis over naar Middelburg, waar zijn bevestiging als Waalsch predikant door verschillende omstandigheden werd vertraagd, zoodat hij begeerde naar elders te vertrekken. In April 1609 hield hij de openingsrede voor de Waalsche synode te 's Gravenhage over 1 Tim. VI:6. In Maart 1611 werd hij beroepen te Vlissingen; de synode van September d.a.v. stond hem den overgang voorloopig toe bij wijze van proefneming of zijn gestel tegen het klimaat aldaar bestand was; daarop werd door de synode van 1612 zijn beroeping bekrachtigd. Terwijl Doucher alzoo de Waalsche predikantsplaats te Vlissingen bezette, nam de Waalsche predikant aldaar J. Taffin, de zijne te Middelburg in bij wijze van ruiling. Den 9den October 1620 werd hij beroepen bij den Waalsche gemeente te Amsterdam, en den 21sten November d.a.v. werd hij als zoodanig bevestigd. Aldaar overleed hij den 10den Augustus 1629. Doucher trad op als afgevaardigde naar de Nationale Synode te Dordrecht, als zoodanig benoemd door de Waalsche Synode te Delft. In die dagen had de Zeeuwsche afdeeling der Waalsche Kerk in ons vaderland grooten invloed; de helft der Waalsche afgevaardigden bestond uit Walchersche. Als vurig Contra-Remonstrant deed hij zich kennen niet het minst door zijn verzet tegen den z.i. slappen geest der Amsterdamsche regeering, aan wie hij libertinisme verweet. Evenals de predikanten der Nederlandsche gemeente Le Maire, Kloppenburg en Smout verhief hij daartegen zijn stem van den kansel. Bepaaldelijk een leerrede door hem uitgesproken over Jacobus II:14 wekte de ergernis der Overheid op. Als een proeve van den geest, die in deze leerrede aan het woord is mag gelden wat hij tegen het eind daarvan aanvoert tegen de bedenking, dat hij door zijn bestraffen in 't openbaar, het gezag der regeering ondermijnde. Daar heet het: ‘Vous seroit il permis de pecher publiquement et il nous seroit pas permis de vous reprendre en public, que diroit le peuple de nous? Sinon que nous craignons plus les hommes que Dieu. Il faut que nous facions paroistre a tous que nous sommes fidelles serviteurs de Dieu, et que nous n'avons point acception de personnes. Mais (direz-vous) vous randez par ce moyen nos personnes contemptibles et odieuses? rien moyns? si vous devenez odieux en contemptibles au peuple, c'est | |||
[pagina 569]
| |||
par vos actions qui sont cognus à un chacun, et non pas par nos paroles, les actions sont beaucoup plus fortes que les paroles.’ Het baart geen verwondering dat Doucher naar aanleiding van zulke woorden door de regeering ter verantwoording geroepen en ernstig berispt werd. In 't begin van 1626 werd van anonieme zijde een ApologieGa naar voetnoot1) van die rede des nachts te Amsterdam verspreid. De Wethouderschap duchtte hiervan verergering van de partijschap en vond er zichzelf door in verdenking gebracht. Daarom stelde zij f 600 belooning op het aanbrengen van den steller, drukker of uitgever; aan den auteur zegde zij, wanneer deze zichzelf bekend maakte, vrijheid van straf toe. Dit leidde echter tot geen resultaat. Verstoring van een godsdienstoefening der Remonstranten op den volgenden 2den Paaschdag bewees wel de uitwerking van preeken als de bedoelde op de lagere volksklasse. Meermalen vervulde Doucher een synodale functie. In Mei 1616, April en Sept. 1618, April 1620 was hij scriba en in Sept. 1620, Sept. 1622, April 1627 en Sept. 1628 praeses der Waalsche synoden. Zijn zinspreuk was: ‘Het leven is mij Christus en het sterven gewin’. Zijn portret door W. Delff gegraveerd, komt voor in Zelandia Illustrata.
De titel der gedrukte leerrede van Doucher luidde:
De titel der vertaling luidt:
Van hem bestaat een portret in buste en médaillon van W. Delff met 4 reg. Latijnsch en Fransch, vers v. Andr. Rivetus.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Bulletin de la Commission pour l'Hist. des Egl. Wall. III (1888), p. 25, 102, 227. - Vrolikhert, Vlissingsche Kerkhemel, blz. 5. - J. Ab Utrecht Dresselhuis, De Waalsche Gemeenten in Zeeland, voor en na de herroeping v.h. Edict v. Nantes. Een bijdrage t.d. geschied. v.d. Herv. Kerk in de Nederlanden, blz. 15, 16, 31, 117, 119. - F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen (verv. op de la Rue, Gelett., Staatk. en Heldhaft. Zeeland), blz. 166, 167. - B. Glasius, Geschied. der Nation. Syn. in 1618 en 1619 geh. te Dordrecht in hare voorgeschied., handel. en gevolgen. II, blz. 51. - L.H. Wagenaar, Van Strijd en | |||
[pagina 570]
| |||
Overwinning. De gr. Syn. v. 1618 op 19 en wat aan haar voorafging, blz. 252, 299. - J. Tideman, De Stichting der Remonstr. Broederschap 1619-1634, uit en met de oorspr. bescheiden medegedeeld. II, blz. 38. - J. Wagenaar, Amsterdam, in zijne opkomst, aanwas, geschiedenissen, enz. Vierde St. (Amst. MDCCLXIII), blz. 375, 376. - G.J. Vos Azn., Voor den Spiegel der Historie!! Amstels Kerkel. Leven v.d. eerste zestig jaren der vrijheid, blz. 386 (Bijlage A.) - S.D.v. Veen, Zondagrust en Zondagsheiliging in de zeventiende eeuw, blz. 25. - Catal. de la Biblioth. Wall. à Leide. (1875), p. 147; 3me suppl., p. 100. - Bibl. der Remonstr. Gem. te A'dam. St. II, Afd. I, blz. 221. - J. Broekema, Catal. v.d. Pamfl., Tractaten, enz. aanwezig in de Prov. Bibl. v. Zeeland I (1568-1795). No. 620. - Fr. Muller, Bibl. v. Pamfl., blz. 266, No. 2105-2109. - W.P.C. Knuttel, Bibl. v.d. Pamfl. berust. in de Kon. Bibl. I, No. 3619-3623. - J.I.v. Doorninck, Bibl. v. Ned. Anon. en Pseudon., No. 3654. |
|