[Samuel de la Douëspe]
Douëspe (Samuel de la), in 1703 te Leeuwarden geboren uit het huwelijk van François de la Douëspe en Philippine Majou werd van uit Londen, Brown's Lane in Spitalfields, bij de Waalsche gemeente in zijn geboortestad beroepen den 19den Mei 1731 en deed er intrede den 21sten October d.a.v. (met 2 Cor. III:4, 5), na bevestigd te zijn door D. Baux, predikant bij die gemeente (met Luc. XII:32). Bij Resolutie van de Staten van Holland en West-Friesland den 21sten Juli 1747 werd hij benoemd tot Waalsch predikant te 's Gravenhage, onder bepaling dat hij elke maand een predikbeurt zou vervullen; tevens werd hij aangesteld tot Hofprediker van den Prins van Oranje-Nassau. In 1731 had hij W.K.H. Friso vergezeld naar buiten.
Nadat zijn benoeming door de Waalsche synode te Heusden was goedgekeurd, vergezelde hij het Hof naar 's Gravenhage, en werd aldaar den 24sten September 1747 bevestigd door Jacques Maillard, Waalsch predikant te Delft (met Dan. XII:3), waarna hij 's avonds intrede deed (met Hand. XX:28). In 1748 nam hij tijdelijk den dienst waar als veldprediker bij het leger van den Prins. Slechts vier jaren was hij te 's-Gravenhage werkzaam: den 2den November 1751 overleed hij onverwacht aan een beroerte. Juist was hij bezig aan de bestudeering van een lijkrede over 1 Sam. XXV:1, die hij naar aanleiding van 's Prinsen verscheiden hoopte te houden, en die na de la Douëspe's overlijden werd uitgegeven.
De acta der Waalsche synode te Leeuwarden (1741) dragen mede zijn onderteekening als president; voor die te Delft (1744) hield hij de openingsrede (tekst: 1 Tim. IV:8).
In 1739 huwde hij met Johanna Margaretha Rossal, dochter van M. Rossal, hoogleeraar in de Grieksche Taal en Geschiedenis te Groningen en van Johanna Francina Maillard. Zij overleefde hem met een dochter en twee zoons.
Na zijn dood verscheen van hem:
La République pleurant son Chef, ou Fragment de Sermon composé à l'occasion de la mort de S.A.S. Monseigneur le Prince d'Orange etc. La Haye. 1751. 8o. |
|
De titel der Hollandsche vertaling luidde: De Republiek haar Hoofd beweenende of een onvolbragte Leerreden ... opgesteld ter geleegentheid des afstervens v. Zijn Doorl. Hoogh. den Heere Prince v. Oranje, enz. enz. Amst. 1751. 4o. |