logica, over de Grieksche uitdrukkingen voor Koninkrijk der hemelen, Koninkrijk Gods en van Christus in verschillende plaatsen van het N. Testament, waaruit bleek hoe hij de Schrift zocht te verklaren. Den 29sten Juli te voren werd hij beroepen tot predikant te Nederhorst den Berg. Hij deed er den 14den September d.a.v. intrede (met 1 Thess. V:25) na vooraf bevestigd te zijn door den genoemden Hoogleeraar van Nuys Klinkenberg (met Matth. X:41).
De leerrede (over 1 Kon. VIII:56a) en de toespraak (over Gal. V:13b) op den dankdag voor den vrede, 20 Juli 1814 door hem gehouden werden samen uitgegeven.
Zijn verzwakte gezondheidstoestand noopte hem in Januari 1816 eervol ontslag aan te vragen. Dit werd hem verleend. Daar hij zelf niet in staat was afscheid te prediken, deed dit voor hem Ds. W. van Voorthuizen, predikant te Vreeland (met Rom. II:15b), die daarbij voordroeg een door Dorper gestelde toespraak aan zijn gemeente. Ook met het oog op geneeskundige behandeling vestigde Dorper zich daarop te Amsterdam. Zijn wensch om nog weer zijn ambt te kunnen aanvaarden, bleef echter onvervuld. Na langdurig, smartelijk lijden overleed hij den 18den Febr. 1834. Hij werd geroemd om zijn helder verstand, bescheidenheid en openhartigheid.
Hij gaf uit:
De notione formularum Βασιλεια του ουϱανου, του Θεου, του Χϱιστου in pluribus N.T. locis. Amst. 1806. 8o. |
|
Leerrede, Aanspraak en Dankgebed bij gelegenheid van den Dankdag wegens den algemeenen vrede, den 20sten v. Hooimaand, 1814. Amst. 1814. 8o. |
|
De Voordeelen van den Belgischen Opstand voor Holland en zijnen Koning. Amst. 1833. 8o. |
|
Gods Voorzienigheid, Nederland ten goede gedachtig in den Tiendaagschen Veldtogt. Amst. 1834. 8o. |
Ook bezorgde hij de Nagelaten Leerredenen van wijlen Ds. J.J. Scholten, predikant te Haarlem en de volledige uitgave van diens Handhaving der Waurheid tegen de bedenkingen van den Eerw. Heer Bramer, welk geschrift door het overlijden van den auteur onvoltooid was gebleven.
Waarschijnlijk leverde Dorper anoniem verscheiden artikelen in tijdschriften.
Tal van papieren, door hem nagelaten moesten op zijn nadrukkelijk bevel na zijn dood verbrand worden.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Alb. Stud. Acad. Rh.-Traj., kol. 196. - Boekzaal, Jrg. 1805b, blz. 367; jrg. 1806a, blz. 665; b, blz. 369, 370; jrg. 1816a, blz. 111, 112; jrg. 1834b, blz. 113-116; jrg. 1816a, blz. 111, 112; jrg. 1834b, blz. 113. - Algem. Konst- en Letterbode voor het jaar 1834. I, blz. 147. - Chr. Sepp, Proeve eener Pragmatische Geschied. der Theologie in Nederland, blz. 76. - Alphab. Naamlijst v. Boeken, Plaat- en Kaartwerken (1833-1849). (Amst. Brinkman 1858), blz. 173 - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1908, Bijl. P., blz. 132. - Catal. der Bibl. v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden. II, kol. 235, 249. - Catal. v.d. Bibl. der Vereen. Doopsgez. Gem. te Amsterdam. I, blz. 53. - Cat. v.d. Bibl. der Remonstr.-Geref. Gem. te Rotterdam, blz. 133. - Biblioth. Theol. et Philos. (Lugd. Bat., Burgersd. & Nierm. 1900), No. 3984.