nam hij afscheid van haar (met 1 Petr. I:12), om te vertrekken naar Schiedam, waar hij den 12den November d.a.v. (met Hand. XXII:10a), na wederom door zijn vader bevestigd te zijn (met 1 Tim. IV:15a). Vandaar ging hij naar Rotterdam, waar hij, na afscheid genomen te hebben van Schiedam, den 30sten Mei 1830 (met 2 Cor. XIII:9b), den 6den Juni bevestigd werd door Ds. B. Stemberg (met 2 Cor. IV:1) en intrede deed (met Ef. II:19-22). Hier bleef hij werkzaam tot hij na 42-jarigen dienst op zijn verzoek eervol emeritaat ontving, en den 27sten September 1865 afscheid predikte (met Rom. I:7b). Hij overleed aldaar den 17den April 1874.
Als predikant stond hij zeer in aanzien; ook werd geroemd zijne milddadigheid, die hij onbekrompen betoonde. Zelfstandigheid was een kenmerk van zijn karakter. De vermaarde Utrechtsche Hoogleeraar G.J. Mulder, tot wiens vrienden van Doesburgh behoorde, achtte hem ‘de type van een man’ en noemde hem ‘justum et tenacem propositi virum’. (Levensschets van G.J. Mulder door hemzelven geschreven en door drie zijner vrienden uitgeg. (2de uitg. Utr. 1883), blz. 126).
Hij was Lid en Voorzitter van de Algemeene Synode der Ned. Herv. Kerk (1851-'59), Bestuurder van het Ned. Zendelinggenootschap; ook nam hij deel aan de oprichting der vereeniging ‘Nederig en Menschlievend’ te Rotterdam.
Hij huwde den 23sten Mei 1827 te Edam met Anna Wilhelmina de Vries.
Over van Doesburghs portretten zie: J.F.v. Someren, Beschrijv. Catal..... No. 1467**, 1487, 1488.
Een broeder van hem was Gerrit Roelof Diderik van Doesburgh, wiens eenige standptaats was Zetten (1832 tot zijn dood 22 Sept. 1861).
Zijne geschriften zijn:
Antwoord (met goud bekroond) op de Acad. prijsvraag: Quaenam et qualis sit φιλεχϑϱια quam commendant Jesus et Apostoli (opgenomen in ‘Annales Acad. Gron.’ 1820-21). |
Aanprijzing der Bijbelverspreiding. Rotterd. 1845. 8o. |
[met J.J. Prins en W. Muurling] Het N. Testament, op nieuw uit den grondtekst overgezet en van inleid., inhoudsopgaven, gelijkluidende plaatsen en aanteek. voorzien. Amst. 1868. 8o. |
Litteratuur: Alb. Stud. Acad. Rh. Traj., kol. 213. - Boekzaal. Jrg. 1822b, blz. 527, 528, 530, 664; jrg. 1823a, blz. 351, 352; jrg. 1826a, blz. 95; b, blz. 698, 699, 717, 718; jrg. 1830a, blz. 373, 724; b, blz. 90, 91; jrg. 1848a, blz. 355; jrg. 1863a, blz. 330; Stemmen v. Waarh. en Vrede. Jrg. 1865, blz. 405, 698. - K.J.R.v. Harderwijk, Naamlijst en Levensbijzonderh. der Pred..... te Rotterdam, blz, 118. - Mr. J. de Vries v. Doesburgh, art. Herm. G.J.v. Doesburgh in ‘N. Ned. Biogr. Woordenb.’ (red. Dr. Molhuysen en Prof. Dr. Blok). II, kol. 399, 400. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 153, 156; jrg. 1910, Bijl. S, blz. 161. - Catal. v.d. Bibl. der Rem.-Geref. Gem. te Rotterdam, blz. 110. - Bibl. Theol. et Philos. (Lugd. Bat., Burgersd. & Nierm., 1900) No. 3930.