[Gualtherus Doedes]
Doedes (Gualtherus), werd den 10den April 1845 te Hall bij Zutphen geboren uit het huwelijk van den lateren Hoogleeraar Jacobus Isaäc Doedes, destijds predikant aldaar en Wilhelmina Kemink, welke laatste hem, toen hij zeventien jaar oud was, door den dood ontviel. Toen hij ruim twee jaren oud was vertrok zijn vader naar Rotterdam. Daar en van 1859 af te Utrecht ontving hij voorbereidend onderwijs. Den 6den Juli 1863 werd hij ingeschreven als student aan de Utrechtsche Universiteit. Proponent geworden bij het Provinciaal Kerkbestuur van Overijsel in Mei 1869, deed hij den 2den November 1869 intrede te Bieselinge bij Goes (met 1 Cor. III:11), na bevestigd te zijn door zijn vader (met Col. IV:12b). Hij bleef daar tot 1873, in welk jaar hij den 30sten Maart afscheid nam van zijn eerste gemeente (met Ef. III:16-21) en den 27sten April intrede deed te Velsen (met 1 Cor. I:21-25) na bevestigd te zijn door zijn vader (met Luc. IV:16-21). Zwak van lichaam, overleed hij, na den 16den Januari 1876 nog tweemaal te Helder gepredikt en den 23sten te Velsen den doop bediend te hebben, reeds den 31sten dier maand. Een week tevoren had hij ten derden male een beroeping ontvangen naar de hoofdstad des lands. Zijn nagedachtenis werd den 6den Februari te Velsen gehuldigd door Dr. A.W. Bronsveld in een prediking over Gen. V:24b.
G. Doedes was iemand van bijzondere gaven, een prediker, die zich kenmerkte door beslistheid, bezield door den geest van het Brighton-réveil. Verscheiden ook aanzienlijke gemeenten begeerden hem als predikant. Hij geraakte sterk onder den invloed van Dr. A. Kuypers optreden; ‘vrijmaking der Kerk uit het Hervormd kerkgenootschap’ werd ook zijn leuze. In zijn Brief aan Dr. A. Kuyper (zie hieronder) stuurde hij aan op bedoelde vrijmaking, waartoe hij ‘de gereformeerde partij’ opwekte tot volslagen isolement van alle andere partijen. Hij trekt hier de lijn zoo consequent mogelijk door. Reeds vroeger gaf hij blijk van zijn sympathie met de denkbeelden van Groen van Prinsterer, door diens Nederlandsche Gedachten in een drietal ‘Overzichten’ op zelfstandige wijze bij het publiek te propageeren. Hij deed dit in de ‘Stemmen voor Waarheid en Vrede’ van 1871 en '72, met verzwijging van zijn