borst gericht ‘of men den Prins voldoening gegeven hadt’, waarop deze laatste antwoordde: ‘Mannen, het zal wel gaan’ en verzocht dat men hem tot aan de herberg de Paauw, waar hij gegeten had, wilde laten voortgaan. Nadat de Prins en de Heeren van de Overheid daar binnen waren, zwoeren dezelfde lieden met nog twintig anderen, door Dibbets en diens ambtgenoot Vrechemius daartoe aangezet, een nieuwen eed, dat zij geen der Wethouders heelhuids uit de herberg zouden laten gaan, tenzij zij voor 's Prinsen verheffing hadden gestemd en geteekend. De Wethouders besloten onder deze bedreigingen het Eeuwig Edict te vernietigen en den Prins tot Stadhouder van Holland te verheffen. In tegenwoordigheid van Dibbets en andere predikanten werd de acte daarvan aan den Prins overhandigd. Dibbets overleed den 22sten Februari 1673. Hij was gehuwd met Johanna de Berganje, die twaalf dagen vóór hem stierf, nalatende vier zoons, die alle predikant zijn geworden.
De oudste, Johannes, kwam, na predikant te zijn geweest van Westmaas (1651) 's-Gravendeel (1653), Tholen (1663), Brielle (1671), als opvolger van zijn vader te Dordrecht (1673) ondanks sterke tegenkanting uit kerkeraad en gemeente. Hij overleed aldaar, na drie jaren te voren emeritus te zijn geworden, den 20sten Maart 1709. Lichamelijk gebrekkig (hij liep met behulp van krukken) werd hij geroemd om zijn buitengewone taalkennis en veelzijdige geleerdheid (zie over hem: Schotel, Kerk. Dordr. I, blz. 389, 507-513).
Ook van diens zes kinderen werden twee zoons predikant; de een, Henricus, stond het laatst ruim 43 jaren te Leiden en overleed in 1740 drie jaren na ingang van zijn emeritaat; de jongste Albertus Johannes, stierf in 1696 als predikant van Brandwijk en Gybelandt op 23-jarigen leeftijd te Dordrecht.
Van den boven besproken predikant van Dordrecht, Henr. Dibbets, bestaat een portret (zie Fr. Muller, Beschr. Catal. v. 7000 Portr. v. Nederl. No. 1304)..
Geschriften van zijn hand zijn niet bekend.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Kok, Vad. Woordenb., Dl. XI, i.v. - Album Stud. Acad. Lugd.-Bat. kol. 171. - Schotel, Kerk. Dordr. I, blz. 255, 387-389. - Boekzaal. Jrg. 1740a, blz. 445, 446. - Soermans, Kerk. Reg... v. Z.-Holl., blz. 4, 13, 110. - Dez., Synod. Reg., blz. 12, 232. - Knuttel, Acta der Part. Syn. v. Z.-Holl. I, II, III (reg.) - J. Wagenaar, Vaderl. Historie. Dl. XIV, Bk. LIII, blz. 73-75. - Ypey en Dermout, Gesch. der Ned. Herv. Kerk. II, blz. 143; Aant. blz. 63 (168). - M. Balen Jzn., Beschryv. der Stad Dordr. I, blz. 664, 668, 676. - H. Croese, Kerk. Reg. der Pred... te Amsterdam tot 1759, blz. 68. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 102, 107, 112. - E.J.W. Posthumus Meyjes, Jacobus Revius, zijn leven en werken, blz. 89. - De Wapenheraut. Jrg. 1900, blz. 180. - H. de Jager, De Predikanten der Ned. Herv. Gem. te Brielle in ‘Alg. Ned. Familieblad’. Jrg. 1902, kol. 151.