wijze zijn vermoeden te kennen dat de gezochte zich wel in die kist kon bevinden, waarop zijne vrouw schreiende zat. Zij sprong op en voegde hem onverschrokken toe: ‘Zie, daar zie, of Heer Hendrik daer in is’, waarop de Spanjaard zijn vermoeden liet varen en de kist bleef gesloten. Kort daarna verliet Dibbetz de stad in metselaarsgewaad met een kalkbak op den schouder en een truweel in de hand. Door het gebeurde ontving hij den naam ‘Hendrik in de kiste.’
De meening dat hij, gelijk men aannam, vervolgens naar Duisburg zich zou hebben begeven en aldaar zijn overige dagen in stilte rust zou hebben doorgebracht, kan de toets der critiek niet doorstaan. Henricus Hervelt (en dit is blijkbaar geen ander dan Hendr. Dibbetz) was den 2den Nov. 1572 al lid der Guliksche Classis, en wel een zoo geacht lid dat hem den 4den Maart 1573 in vereeniging met Joh. Christianus werd opgedragen het op schrift brengen der Classicale Ordening. Den 22sten Nov. 1573 zou hij bevestigd worden als predikant van het Middelkwartier van Gulik, een standplaats, die vele gevaren opleverde. Tusschen 1578 en 1584 komt zijn naam in de Acta der Guliksche Classis niet voor. Hij was toen weder predikant in Gelderland, vermoedelijk te Harderwijk. In April 1584 stond hij te Venlo, vanwaar hij een beroep naar Kircherten afsloeg.
In 1586 woonde hij als ambteloos burger te Wesel en werd door de Classe geschikt geacht om te Munster in Westfalen ‘Christo een kerck an te stellen ende met goede disciplyn aen te oordenen.’
Vervolgens was hij predikant te Doesburg, en dit waarschijnlijk al in 1587 en niet pas in 1593 (zooals o.a. H. de Jongh Azn. opgeeft in zijn Naamlyst der Predikanten enz., zie onder: Litteratuur). Immers in 1587 werd zijn zoon Johannes D. als student te Heidelberg ingeschreven met de toevoeging: Duisburgensis, gelijk het volgende jaar te Herborn als afkomstig van Dosburg. In Sept. 1593 was hij als predikant van Doesburg tegenwoordig op de Particuliere Synode te Arnhem; de laatste synode door hem bijgewoond was die in Juni 1604 te Zutphen gehouden. Volgens het bericht in de Boekzaal 1740 en volgens Schotel (zie onder: Litteratuur) is hij, 80 jaren oud, in 1613 overleden, maar zeker niet zooals daar wordt opgegeven te Duisburg, welke stad men verward heeft met Doesburg. Vanuit Doesburg nam hij in 1598 ook den dienst waar te Anholt. Geschriften zijn van hem niet bekend.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - D. van Hoogstraten en J.L. Schuer, Groot Algem. Histor., Geogr., Geneal. en Oordeelk. Woordenboek, i.v. - Boekzaal. Jrg. 1740a, blz. 441, 442. - G.D.J. Schotel, Kerkel. Dordrecht. I, blz. 251, 252. - H.G. Kleyn, Bijzonderheden uit de Nederl. Kerkgeschiedenis. V, in de ‘Kerkelijke Courant’ Jrg. 1895, No. 48. - A.A.v. Schelven in ‘Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek’ (red. Dr. Molhuysen en Prof. Dr. Blok). III, kol. 284, 285. - Ed. Simons, Kölnische Konsistorial-Beschlüsse. Presbyterial Protokolle der heimlichen Köln. Gemeinde, 1572-1596). (Bonn 1905), S. 5. - Dez., Synodalbuch (Neuwied 1909), reg. i.v. - Reitsma en v. Veen, Acta der Prov. en Part. Syn. IV. reg. i.v. - Kerkhist. Archief (red. Dr. F. Pijper) IX (1912), blz. 309. - H. de Jongh Azn., Naam-lyst der Predikanten, die in de Gemeenten, behoor. ond. de IX Classen v, h. Geld. Syn. Zedert de Herv. der Kerken tot den Jaare 1750, het H. Evangel. bediend hebben. Enz., blz. 97, 288. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1903, Bijl. U, blz. 121. - De