denking van onzuiverheid in de leer. Menigeen verliet hem. Zijn gestel bleek intusschen door al het gebeurde ondermijnd, en nog eer men kerkelijk handelend tegen hem was opgetreden, overleed de teergevoelige man reeds den 19den (volgens G. Brandt den 9den) Febr. 1617 (niet reeds in 1616 zooals Soermans e.a. gegeven), na een tijdlang gekwijnd te hebben.
Den 19den Januari 1606 was hij ten overstaan van Prof. Gomarus te Leiden gehuwd met Maria Junius, oudste dochter van den vermaarden Franciscus Junius en zuster van G.J. Vossius' echtgenoote. Zijne weduwe overleefde hem en huwde later met Samuel Naeranus (die in 1641 overleed als Remonstr. predikant te Amersfoort); Joh. Naeranus, Rem. predikant te Oude Wetering was hun zoon. Een brief van Hugo Grotius aan haar als weduwe gericht vindt men in Vaderlandsche Letteroefeningen (1845), blz. 438-440. Over haar levenslot zie J.W. de Crane, Oratio de Vossiorum Juniorumque familia, etc. (Gron. 1821), p. 49.
Geschriften van Diamantius zijn niet bekend.
Litteratuur: Mr. J. de Wal, Nederlanders, Studenten te Heidelberg in ‘Mededeel., gedaan in de vergad. v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden’ (1885-1886), blz. 97. - Le Livre du Recteur, Catalogue des Etudiants de l' Académie de Genève (1559-159). (Genève 1860), p. 55. - Album Studios. Acad. Lugd.-Bat., kol. 59.- A.A. van Schelven in ‘N. Ned. Biogr. Woordenb.’ (red.: Dr. Molhuyzen en Prof. Dr. Blok). III, kol. 283. - G. Brandt, Hist. der Reform. II, blz. 304-310. - H.C. Rogge, Johannes Wtenbogaert en zijn tijd. II, blz. 326-328. - J.J. Dodt van Flensburg, Archief voor Kerkel. en Wer. Geschied. inzond. v. Utrecht. VI, blz. 388-390. - Th.E. van Goor, Beschrijving der Stadt en Lande van Breda, blz. 76. - M. Balen, Beschryving van Dordrecht. II, blz. 1018. - B. Glasius, Geschied. der Nation. Synode, geh. in 1618 en 1619 te Dordrecht. I, blz. 227. - M. Soermans, Kerkel. Register v.Z. Holl., blz. 36, 154. - v. Alphen, N. Kerk. Handb. Jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 110. - J. Wtenbogaert, De Kerckelicke Historie enz. (1646), blz. 800. - Fr. W. Cuno, Franciscus Junius der Aeltere, Professor der Theol. u. Pastor (1545-1602), S. 221, 222. - A.C. Duker, Gisb. Voetius. II, blz. 153. - De Navorscher, IX (1859), blz. 130, 259, 272, 349; XLVI (1896), blz. 173.