Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Herman Deusing]Deusing (Herman), tweede zoon uit het huwelijk van den hoogleeraar in de Geneeskunde, Antonius Deusing en Magdalena Modesta Scheidmans, werd geboren te Groningen den 14den Maart 1654. Elf jaar was hij nog maar oud, toen hij zijn vader verloor, een man, wiens roem als geleerde bijzonder groot was, die aan grondige kennis der wis- en natuurkundige wetenschappen, de beoefening paarde van de Semitische talen, het Turksch, het Arabisch en het Perzisch, in welke laatste taal hij het zóóver bracht, dat hij o.a. een veelgeprezen Perzische vertaling gaf van de Mozaïsche boekenGa naar voetnoot1). Na met vrucht zijne voorbereidende studiën voltooid te hebben, o.a. onder leiding van Chr. Wittichius werd Herm. Deusing den 9den Augustus 1670 ingeschreven als student aan de Academie zijner vaderstad. Ten opzichte van de wetenschap, waaraan hij zich wijden zou, bestond aanvankelijk weifeling; daarop werd voor de Rechtsgeleerdheid gekozen, in welke wetenschap hij tot Doctor bevorderd werd in 1677 tegelijk met zijn broeder, in tegenwoordigheid van den Stadhouder Hendrik Kasimir. In zijn studententijd (1672) onderscheidde hij zich ook door zijn werkzaam aandeel in de verdediging van zijne vaderstad tegen den aanval van den Keurvorst van Keulen en van den Bisschop van Munster, waarvoor hij met anderen een zilveren gedenkpenning ontving. Twee jaren lang gaf hij, na zijn studiën volbracht te hebben, openbare lessen in de Rechtswetenschap; een in 1682 door de Staten van Groningen spontaan op hem uitgebrachte benoeming tot hoogleeraar in de Rechten en de Grieksche Taal had geen resultaat. Inmiddels ontwaakte in hem de lust tot reizen. Een tocht naar Engeland werd echter door stormweer verijdeld. Daarop toog hij in andere richting, en hield hij zich een tijdlang op aan het Hof van Frederik Willem, Keurvorst van Brandenburg. Na vervolgens Nijmegen bezocht te hebben, keerde hij naar Groningen terug met het doel een studie te bewerken en uittegeven over de Philosophia Juris, maar teleurgesteld in zijn vooruitzichten aldaar (in verband met een overstrooming, waardoor Groningerland in 1686 geteisterd werd), bekoelde zijn ijver voor de Rechtsgeleerde Wetenschap en wijdde hij zich van toen voortaan geheel aan de Theologie, die hij trouwens geregeld onder andere studie door beoefend had, waarbij inzonderheid de geschriften van Coccejus hem bekoorden. | ||
[pagina 461]
| ||
Het eerste resultaat zijner godgeleerde studien was de uitgave in 1690 van zijn Historia Allegorica Veteris et Novi Testamenti, waaraan door hem was toegevoegd een uiteenzetting van het Mysterie der H. Drieëenheid. Uit de uitgave, die geschiedde zonder naam van den auteur, bleek hoever deze ging in allegorische verklaring der H. Schrift. Ook de goddelijke Drieëenheid werd op die wijze verklaard. Zijne opvatting daarvan was dat door den Vader Gods verstand, door den Zoon Gods oordeel, door den H. Geest Gods wil moest worden verstaan. Men betichtte hem van Sabellianisme. Zijne ultra-typologische en mystieke beschouwingen verwekten groote verontwaardiging. De naam van den auteur bleef niet verborgen. En Deusing geraakte in conflict met den Groningschen kerkeraad, die hem het Avondmaal ontzegde, een besluit, op verzoek van den kerkeraad afgekondigd zoowel in Groningen als in Drente, waar hij als in een ‘Patmos’, zooals hij zelf het uitdrukt, inmiddels toefde. Een beschuldiging van Socianisme bleef mede niet achterwege. In een brief do. 29 Aug. 1690 poogde hij er zich van te zuiveren. Zie H.Q. Janssen, Catalogus v.h. Oud-Synodaal Archief, blz. 63. (No. 42, II). Ook met de burgerlijke autoriteit kreeg hij het te kwaad. De druk en verkoop van zijn boek werden den 20sten November 1690 door Burgemeester en Raad van Groningen verboden, omdat daarin ‘veele schaadelijke, dwalende en oneerbiedige stellingen influeeren omtrent de H. Drie-Eenigheid’. Eenzelfde verbod werd tegelijkertijd uitgevaardigd ten opzichte van zijn daarop gevolgde Korte Verdediginge. (In 1692 werd deze laatste nog gevolgd door een hernieuwde Verdediging sijner regtsinnigheid. Inmiddels begaf Deusing zich van Drente naar Brabant, doch keerde straks naar Groningen terug, en zette zijn Schriftstudiën voort in Coccejaanschen geest. Overgroote inspanning echter bezorgde hem eene ongesteldheid, die hem drong genezing te zoeken te Aken. Hersteld vandaar teruggekeerd vond hij een toevlucht te Assen bij den Baron van Pallandt, Drost van Drente, door wiens invloed het besluit van den Groningschen Kerkeraad ten opzichte van Deusing werd opgeheven en een te Groningen gehouden synode hem welwillend te woord stond. De teruggekeerde, tegen wien de Groningsche predikanten hun stem bleven verheffen, voegde zich echter niet meer bij de Nederduitsche, maar bij de Waalsche Gemeente aldaar, wier voorgangers hem broederlijk tegemoet kwamen, en bleef er wonen tot zijn dood, den 3den Januari 1722. Hij stierf ongehuwd. In het allegoriseeren heeft hij zich later althans op het laatst van zijn leven kennelijk gematigd. Dit blijkt uit een vergelijking van zijn Historia Allegorica etc. (1690) met zijn Moses Evangelizans etc. (1716).
De door Deusing uitgegeven geschriften zijn:
Historia Allegorica Veteris et Novi Testamenti, juncta Revelatione Mysterii Sacrosanctae Triados. Gron. 1690. 4o. (Een tweede uitgave verscheen met gewijzigden tekst in 1701 te Franeker onder den titel: Demonstratio Allegoriae historicae, seu Historiae allegoricae Veteris et Novi Testamenti .... Hungarorum flagitatu iterum edita .... auctaque testimoniis Theologorum praecellentium, quorum de S.S. Triade judicium consentit cum sententia Auctoris. Francq. 1701. 4o. Korte Verdediginge syner rechtzinnigheid. Amst. 1690. It. Franek. 1701. | ||
[pagina 462]
| ||
Verdediginge syner rechtzinnigheid tegens de ongegronde beschuldigingen van de E. Kerkenraad tot Groningen. T'samen geraapt uit zijne Boekskens, genaamt, Demonstratio Allegoriae Historicae V. & N.T. en Revelatio Mysterii S.S. Triados. Alsmede zijnes Rechts tegens hunne onrechtmatige Rechtshandelingen. Amst. 1692. It. Franek. 1701. 4o. Commentarius Mysticus in Decalogum, et Explicatio Mystica tùm Historiae de muliere Haemorrhoïssa et filia Jaïri, tùn Parabolae de Epulone divite et Lazaro mendico, etc. Leov. 1700. 4o. Allegoria Historiarum Evangelicarum prophetica. Comprehendens 1o rerum gestarum et 2o Miraculorum evoluta ex litera mysteria. Pars prima. Emden 1710. 4o. (Het tweede deel bleef achterwege.) Mysterium S.S. Triados. ± 1712. Moses Evangelizans seu Explicatio Allegorico-Prophetica Historiarum Mosaïcarum complurium atque insignium; qua doctrina et oeconomia Evangelica, fasciis historiarum illarum involuta, ex circumstantiarum omnium singularumque dictionum sinibus et plicis minutatim evolvitur. Traj. ad Rh. 1719. 4o. Ook schreef hij over de berekening der jaren in de Apocalypse en over het duizendjarig rijk een verhandeling, waartegen door Antonius Driessen een weerlegging werd uitgegeven. In de Bibliotheca Historico-Philologico-Theologica (verschenen te Bremen in 1719 en volgende jaren) vindt men van Deusing verscheiden verhandelingen. Zelf geeft hij daarvan een opsomming in zijne autobiographie, weinige dagen voor zijn dood op schrift gebracht en geplaatst in genoemde Bibliotheca. Cl. V, Fasc. I, p. 925-948.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Glasius, a.w.i.v. - Ypey, Geschied, v.d. Kristl. Kerk in de achttiende eeuw. VIII, blz. 402, 477; IX, blz. 60. - Pâquot, Mémoires pour servir à l'histoire littéraire des Pays-Bas. XII, p. 22-33. - Jöcher, Allgem. Gelehrten-Lexikon. (Leipzig 1750). II. S. 98, 99. - Biographie Universelle Ancienne et Moderne. T. XI (Paris, 1814), p. 253, 254. - Naamlijst van de studenten sed. de oprigt. der Hoogesch. te Groningen ingeschr., blz. 184. - J.A.C.v. Einem, Versuch einer vollständ. Kirchengesch. des Achtzehnten Jahrh. II, S. 704b, 705. - H. Bouman, Gesch. v.d. voormal. Geldersche Hoogeschool en hare hoogleeraren; enz. I, blz. 83; II, blz. 645, 646. - W. Eekhoff, De Stedelijke Bibliotheek van Leeuwarden, blz. 206. - W.P.C. Knuttel, Balthazar Bekker, de bestrijder van het bijgeloof, blz. 322, 323. - Dez., Verboden Boeken in de Republiek der Vereen. Nederlanden. Beredeneerde Catalogus, blz. 36. - v. Abkoude, Naamreg. v. Nederd. Boeken v. 1640 tot 1741. Eerste Dl. 1ste stuk, blz. 88. - L. Neocori Bibliotheca Librorum Novorum collecta ab Henr. Sikio, T.V. (Traj. ad Rh. MDCXCIX), p. 765-778. - W.P.C. Knuttel, Catalogus v.d. Pamfletten, berust. in de Kon. Bibl. (1689-1713). III, No. 13815. |
|