Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Guillaume Henri Marie Delprat]Delprat (Guillaume Henri Marie) was een van de elf kinderen uit het huwelijk van Daniël Delprat (zie vorig art.) en Françoise May. Hij werd geboren te 's Gravenhage den 2den November 1791. Reeds in het voorjaar van 1799 ging hij onder geleide van zijne grootmoeder Mevrouw Delprat geb. Humbert naar Berlijn, waar hij het ‘Collège Français’ bezocht, een school, door refugiés gesticht in de dagen van Lodewijk XIV tot opleiding van Fransche en Duitsche knapen voor den dienst in de Fransche gemeenten. Daar begon de zevenjarige Delprat al terstond met het leeren van Latijn en het volgende jaar vingen de Grieksche lessen voor hem aan. Hij bleef er twee jaren. Rector van die inrichting was Jean Pierre Erman, man van aanzien aan het Pruisische hof en bekend als beschrijver der geschiedenis van de Fransche refugiés in Pruisen; deze betoonde zich jegens Delprat zeer welwillend. De herinneringen, die laatstgenoemde vandaar meenam, waren niet van de aangenaamste: aan het hoofd van elk der zes klassen stonden candidaten in de Theologie, die hun arbeid aan de school niet con amore vervulden en vaak gebruikmaakten van krasse lichamelijke kastijdingen. Ook van het veelvuldig gedwongen kerkgaan waren zijn indrukken niet liefelijk. In 1801 uit het buitenland teruggekeerd, bezocht hij, bij zijne grootmoeder te Rotterdam inwonend, van 1802 af het Erasmiaansch Gymnasium daar ter stede, waar hij menigen eereprijs behaalde. In die jaren stond hij zijn oom J.J. Delprat, belast met het toezicht op het archief der ‘Admiraliteit van der Maze’, vaak bij met het copiëeren van stukken en het opmaken van inventarissen. Daartoe had hij vrijen toegang tot de charterkamer. Het onderzoek van zooveel oorspronkelijke bescheiden, waaraan hij menig uur wijdde, vervulde hem met een liefde voor de historie, die hem zijn leven lang is bijgebleven. In December 1807 kwam hij aan de Universiteit te Leiden. Volgens het Album Studiosorum werd hij er den 4den Oct. 1808 ingeschreven. Daar volgde hij het onderwijs o.a. van Wyttenbach (in de Geschiedenis), van der Palm, Borger, zelfs het chemische college van Brugmans. Diens lessen en die van Kemper over het Jus naturae en die van te Water over Kerkgeschiedenis, Dogmatiek en Verklaring van de Decreten der Dordtsche Synode, trokken, in onderscheiding van andere, hem sterk aan. Tevens stond hij zijn vader, die met werk overladen was, op diens verzoek geregeld bij met het opstellen van regeeringsstukken voor het ministerie van Buitenlandsche Zaken. Om de conscriptie te ontgaan en uit zuinigheid in verband met den nood der tijden verkortte Delprat zijn verblijf te Leiden. Nadat hij op negentienjarigen leeftijd reeds een preekbeurt vervuld had in de Waalsche kerk te Voorburg (1 Sept. 1811), werd hij den 23sten September 1812 proponent. Als zoodanig ontving hij van de administrateurs van het fonds Carrier een aanstelling tot hulpprediker bij de Waalsche gemeente te Rotterdam om den oudsten predikant bij te staan en aan de leerlingen der Diaconieschool catechetisch onderwijs te geven. Nog in datzelfde jaar ontving hij een beroeping naar Breda, die hij afwees. Aan een van Leeuwarden, in Nov. | |||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||
1813 op hem uitgebracht, gaf hij gehoor. Den 15den Mei 1814 deed hij er zijn intrede (met Filipp. IV:13) na bevestigd te zijn door Ds. Abr. Gerlach van Groningen (met Luc. X:17a). In Frieslands hoofdstad verzamelde hij een belangstellenden kring van notabelen rondom zich, onder wie de polyhistor Beucker Andreae, wiens boekenliefde op Delprat aanstekelijk werkte en G. de Wal, later Hoogleeraar in de Rechten te Groningen. Daarbij vond hij zonder moeite tijd om zich aan studie te wijden. O.a. hield hij er zich bezig met de beantwoording eener prijsvraag, in 1816 uitgeschreven door het ‘Provinciaal Utrechtsch Genootschap’, waarin verlangd werd een geschiedkundig overzicht van den voortgang en de uitbreiding der boekdrukkunst in de vijftiende en zestiende eeuw; op 26 Juni 1819 werd zijn antwoord met goud bekroond en het volgend jaar door het Genootschap uitgegeven. Delprat zelf velde later over zijn werk een streng oordeel. Het historisch gedeelte van dit in het Fransch geschreven werk is verouderd; het tweede deel, waarin de invloed der boekdrukkunst wordt geschetst, heeft waarde behouden. Inmiddels bedankte hij in 1818 voor eene beroeping naar Amsterdam. Later, in 1821 en eerstvolgende jaren, wees hij heroepingen af naar Groningen, naar Rotterdam en naar Brussel. Toen in 1824 een tweede beroeping naar Rotterdam volgde, gaf hij er gehoor aan. Den 6den Maart 1825Ga naar voetnoot1) nam hij afscheid van de gemeente te Leeuwarden (met I Thess. III:9) en den 13den d.a.v. deed hij te Rotterdam intrede (met I Thess. II:19) na bevestiging door zijn neef Pierre Mounier, den oudsten Waalschen predikant aldaar (met Handel. X:33b). Hoewel hij uit vrees voor ongestadigheid niet lang daarna voor een beroeping naar Amsterdam en voor een naar 's-Gravenhage bedankte, gevoelde hij zich aanvankelijk te Rotterdam niet zoo op zijn plaats als te Leeuwarden; later werd dit anders. Daartoe droeg bij dat de beoefening van wetenschap en letteren hem met tal van bekende personen aldaar naderbij in kennis bracht. Ook op ander gebied wachtte hem straks arbeid; in 1827 werd hij gekozen tot lid der plaatselijke schoolcommissie (reeds te Leeuwarden had hij als zoodanig op dat gebied ervaring opgedaan); en van 1833 tot 1857 fungeerde hij als schoolopziener van het achtste schooldistrict van Zuid-Holland. Ook werd hij vice-president van de Provinciale Commissie van Onderwijs te 's Gravenhage. Deze werkzaamheden, die hem heel wat tijd kostten, namen een einde met de invoering van de nieuwe onderwijswet van 1857. In 1858 werd hij als blijk van waardeering benoemd tot Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw. In 1838 had hij met medewerking van eenige hoofdonderwijzers, de Algemeene Onderwijzersvereeniging opgericht, ‘waarvan hij bijna 25 jaren lang de voorzitter en, wat meer zegt, de ziel was.’ Toen deze vereeniging den 4den Juli 1863 haar 25-jarig bestaan vierde, trad hij voor het laatst in haar midden op met een rede. Hij schatte den onderwijzersstand hoog. Aan den onderwijzer Görlitz wijdde hij een levensbericht in de ‘Levensberigten’ van de Maatsch. der Ned. Lett. te Leiden (jrg. 1862, blz. 193 vv.). Bij zijn toezicht op de lessen en bij de 87 vergelijkende examens, door hem geleid, bleek hoe hij bij alle gestrengheid de onderwijzers zooveel mogelijk vrijliet. Bevordering van het Lager Onderwijs gold hem als een deel van zijn levenstaak. Hij werd beschouwd als autoriteit in onder- | |||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||
wijszaken. Victor Cousin, die met een opdracht van de Fransche regeering ons land bezocht en Delprat ontmoette, noemde hem (in zijn L'Instruction publique de Hollande. 1837) ‘prédicateur très-distingué, plein de lumières, d'esprit et de goût.’ Jarenlang was hij ook lid en tot in den laatsten tijd zijns levens voorzitter van de Rotterdamsche afdeeling der ‘Vereeniging tot Zedelijke Verbetering van Gevangenen’. Over het gevangenwezen schreef hij een verhandeling in ‘De Gids’ (April 1859). Van zijne degelijke studie getuigde de arbeid, dien hij op aandringen van zijn geleerden vriend Mr. W.C. Ackerdijck ondernam in de eerste jaren van zijn verblijf te Rotterdam, n.l. de beantwoording der in 1827 door het Prov. ‘Utrechtsch Genootschap’ uitgeschreven prijsvraag over de Broederschap van Geert Groote. Reeds te voren had hij zich met de geschiedenis van laatstgenoemde bezig gehouden, zooals bleek uit zijne bijdragen in de ‘Recensent der recensenten’ (D. XVI, jrg. 1823, blz. 433). Zijn vroeger onderzoek omtrent de geschiedenis der drukpers had hem gedeeltelijk den weg gebaand tot beantwoording der prijsvraag. Bij grooten lof wees de beoordeelende commissie ook leemten aan. Daarop volgde een omwerking en in Juni 1829 werd hem nu met algemeene stemmen de gouden medaille toegekend. Een jaar later verscheen de verhandeling in druk; ze werd opgenomen in deel VII der Nieuwe Verhandelingen van gen. Genootschap; in 1856 volgde een tweede druk; ook zag een Duitsche vertaling van deze studie het licht. Niet het minst door deze studie heeft Delprat zich als geschiedvorscher en -schrijver naam gemaakt. Zijn werk werd door tal van bekende historieschrijvers tot grondslag gelegd. Zijne verdiensten voor de wetenschap werden nog op andere wijze erkend. Sinds 1829 lid van de Maatschappij der Ned. Letterkunde te Leiden werd hij in 1834 benoemd tot Correspondent van de 2de klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut. Als zoodanig gaf hij een vrij uitvoerig verslag over hetgeen in het buitenland verschenen was betreffende de geschiedenis van Nederland van 1835 tot 1845. In 1850 werd hij gekozen tot gewoon lid van genoemd Instituut inplaats van wijlen Prof. Lulofs. In 1852 werd het opgeheven, en toen het weer opleefde in de Koninklijke Academie van Wetenschappen, maakte Delprat deel uit van hare afdeeling: Letteren en Geschiedenis, van hare eerste zitting in 1855 af. Als zoodanig behoorde hij mede tot de commissie voor het Charterboek en sinds 1856 tot de commissie ter beoordeeling van de Latijnsche prijsverzen, die het legaat-Hoeufft aan veler pen ontlokte. Aan zijn oordeel in deze werd groote waarde gehecht. Inmiddels was hem op zijn verzoek in 1850 het emeritaat salvo honore verleend. Den 29sten December van dat jaar hield hij zijn afscheidsrede over Deuteron. XXXII:7a. Zekere minder aangename verhoudingen en waarschijnlijk ook zijn verlangen om zich geheel aan de studie te wijden, schijnen hem tot aanvrage daarvan te hebben gedrongen. Na dien tijd juist is een groot aantal publicatiën van zijn hand verschenen, meest in verband met de vaderlandsche en kerkelijke geschiedenis. Op verzoek van den Hoogleeraar Vreede, die ze in bezit had, gaf hij in het licht 46 onuitgegeven en zeer belangrijke brieven van Justus Lipsius, waarbij het doel was een rechte verklaring te geven van het verlaten door Lipsius van den professoralen zetel te Leiden, dat hem zoozeer ten kwade was geduid. Deze uitgave, met aanteekeningen van Delprat zelf en van de Hoogleeraren Boot en Vreede voorzien, behoort tot de meest geroemde van Delprats pennevruchten. Ook begaf hij zich | |||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||
in het laatste gedeelte van zijn leven weer veelvuldig op aanzoek van het Friesch Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, in de oude archieven, die hij al in zijn jeugd met zooveel graagte had doorzocht. De door hem en U.A. Evertsz bewerkte Mémoires van S. van Goslinga bezorgde hem een vleiend schrijven van Macaulay. Over het algemeen lagen zijne sympathieën meer in historisch-litterarische en maatschappelijke dan in theologische en kerkelijke richting. Hij was voorstander van de vrijzinnige beginselen. Naar het getuigenis van F.C.J. van Goens (later predikant te Leiden), die gedurende eenige jaren zijn ambtgenoot was te Rotterdam, was Delprat ‘modern, voordat men van modernen sprak.’ Al bleef hij nog aan zekere supranaturalistische voorstellingen vasthouden, in den loop der jaren wijzigden zijn ideeën zich toch sterk. In een aankondiging van J. Hartogs Geschiedenis van de Predikkunde (‘Alg. Konst- en Letterbode’, jrg. 1861, No. 52) betuigde hij zijn ingenomenheid met geschriften o.a. van de bekende Doopsgezinde theologen van Gilse, Muller en Hoekstra. En in een doorgaans afkeurende kritiek van eene van Prof. Dr. J.I. Doedes' oraties (in ‘De Gids’ van Juli 1865, blz. 136-145) bleek duidelijk hoezeer de theoloog van toen met dien van een halve eeuw tevoren verschilde. Meestal was zijne beoordeeling van werken van wie een andere richting waren toegedaan, niet vrij van partijdigheid. Bij zijne scherpzinnigheid werd hij dan scherp. Volkomen billijk waardeeren scheen hem in zulke gevallen onmogelijk. Als prediker was hij, naar het getuigenis wederom van van Goens, nooit populair, en hij kon dat ook niet zijn. Zijn voordracht was niet levendig en zijn gedachtengang dikwijls ingewikkeld. Wel was er diepte in van gemoedsleven, rijkdom van ontwikkeling en keurige taal, zooals zelden bij een Hollander, die Fransch spreekt, wordt aangetroffen. Als catecheet en herder was veel in hem te prijzen. Maar in al zijn kwaliteiten heeft de gemeente hem nooit op prijs gesteld. Hij miste bij al zijn kennis de gave om op het groote publiek beslag te leggen. Delprat was bij zijn veelomvattende studie nooit een kamergeleerde; hij verkeerde gaarne in den huiselijken kring. Twee echtgenooten heeft hij door den dood verloren. Zijn eerste vrouw was Louise Egbertine Adema, met wie hij den 22sten Nov. 1819 te Leeuwarden huwde, en die reeds den 11den Dec. 1821 aan een sloopende kwaal overleed. Den 29sten Mei 1829 hertrouwde hij, eveneens te Leeuwarden, met Anna Cats, die bijna 40 jaren lang trouw lief en leed met hem deelde; zij overleed te Rotterdam den 1sten April 1869. Uit zijn tweede huwelijk werden hem geboren een dochter en een zoon, die hun vader overleefden. Hijzelf overleed te Rotterdam den 4den Januari 1871. Onder wat van hem in geschrifte het licht zag, is slechts één leerrede, en dit nog op aandringen van ambtgenooten te Leeuwarden; de Reformatie der 16de eeuw stelt hij daarin voor als een schitterend bewijs van de vervulling van Jezus' belofte Matth. XXVIII:20. Ze is opgenomen in Leerredenen gehouden te Leeuwarden op het derde Eeuwfeest der Kerkhervorming. Leeuw. 1818. (blz. 67-104).
Overige geschriften:
| |||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||
Vertaling getiteld: Typographia of betoog dat de boekdrukkunst eene uitvinding der Duitschers is, enz. U.h. Hoogd. Met een opheld. naschrift van de vertaler. Franeker. 1823. 8o. Aanmerkingen bij de vertaling door J.F. Freyer. Luth. pred. te Leeuwarden, van H. Zschokke, Geschiedkundig Tafereel van den tegenwoordigen toestand des Christendoms. Franeker. 1823. 8o. Woord ter inleiding op L. Schlimm J. Bz. en P.K. Görlitz, De belangrijkheid van onderwijzersvereenigingen in Nederland. Rott. 1839. Verhandeling over de Broederschap van G. Groote en over den invloed der Fraterhuizen op den wetenschappelijken en godsdienstigen toestand, voornamelijk van de Nederlanden na de veertiende eeuw. Utrecht. 1830. 8o. (opgenomen in Dl. VII der ‘Nieuwe Verhandel.’ v. Gen. Genootschap.) 2de vermeerd. en verbet. dr. Arnhem. 1856. 8o. De titel der Hoogduitsche vertaling luidt: Die Brüderschaft der gemeinsamen Lebens. Ein Beitrag zur Geschichte der Kirche, Litteratur und Pädagogik des XIV, XV und XVI Jahrhunderts. Deutsch bearbeitet und mit Zusätzen und einem Anhange versehen von Gottl. Mohnike. Leipzig 1840. 8o. Mémoires relatifs à la guerre de succession de 1706-1709 et 1710 de Sicco van Goslinga député des Etats-Généraux publiées par Msrs. U.A. Evertsz et G.H.M. Delprat au nom de la Société d'histoire, d'archéologie et de linguistique de Frise. Leeuw. 1857. 8o.
In tijdschriften een groot aantal artikelen, o.a.:
| |||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||
Hij bezorgde de volgende uitgaven:
| |||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||
Recensiën van zijn hand in verschillende tijdschriften vindt men in tijdsorde vermeld in Delprats Levensberigt door Mr. G. Mees Azn., blz. 228; wat van Delprat op onderwijsgebied verscheen terzelfder pl., blz. 234 (zie ook blz. 210, 211, 229). Voorts nog tal van bijdragen, behalve in de genoemde periodieken, in ‘De Navorscher’ (onder pseudonieum Quiescendo, jrg. 1853-1859; meest biographische onderwerpen) en in ‘De Spectator.’ Volgens Mr. v. Doorninck (t.a.p. hieronder) is ondersteld dat van Delprats hand zou zijn het geschrift Eene Avondmaalsviering in de Marekerk te Leiden en het orthodoxisme. Eene bijdrage tot den strijd van den dag; beoordeeld door een Protestant, lid v.h. Ned. Herv. Kerkgenootschap, Leiden 1863. 8o.
Litteratuur: W. Moll, Levensberigt v.G.H.M. Delprat in ‘Jaarb. v.d. Kon. Akademie v. Wetensch., gevest. te Amsterd., voor 1871’, blz. 64-69, en in ‘Studiën en Bijdragen op het gebied d. Histor. Theol., verzam. d.W. Moll en J.G. de Hoop Scheffer’ II (1871), blz. 479-503. - G. Mees Azn., Levensberigt v. Guillaume Henri Marie Delprat in ‘Handelingen en Mededeelingen v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden over het jaar 1872’, blz. 192-237. - Bulletin de la Commission pour l'Histoire des Egl. Wall. III (1888), p. 59, 113, 377-380; IV, p. 34; 2me série II, p. 116, 117, 119, 120. - M.F.A.G. Campbell art. G.H.M. Delprat in ‘De Ned. Spectator’. Jrg. 1871, blz. 68-70. - v.d. Aa, a.w. (Bijvoegsel), i.v. - K.J.R. van Harderwijk, Naamlijst en Levensbijzonderh. der Pred., die sedert de Kerkherv. in de Nederd. Herv. en Waalsche Gem. te Rotterdam tot op dezen tijd in dienst zijn geweest. (Rott. 1850), blz. 142, 143. - Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, N. Bijdragen t.d. Gesch. der Ev. Luth. Kerk in de Nederl., V. (1844), bl. 201, 222. - J. Hartog, Gesch. v.d. Predikkunde in Nederl. (2de dr.), blz. 270, 313, 315. - Chr. Sepp, Het Godgel. Onderwijs in Nederl. gedur. de 16e en 17e eeuw. I, blz. 80, 85. - Dez., Joh. Stinstra en zijn tijd. I, blz. 44. - Dez., Biblioth. v. Nederl. Kerkgeschiedschrijvers, blz. 88, 115, 124, 127, 132, 135 v.v., 140, 177, 189, 238, 314. - Dez., Proeve eener Pragmatische Geschied. der Theol. in Ned., sed. het laatst der vor. eeuw t. op onzen tijd (1787-1858) (2de dr. 1860), blz. 261, 263. - L. Bresson, Het innerlijke leven, de ontwikkeling en invloed der Waalsche kerk, blz. 52, 53 (in R.N.L. Mirandolle en L. Bresson ‘De Waalsche Kerk’, in: Rotterdam in den loop der eeuwen. II: ‘Kerkelijk Leven’, 2de ged. 6de st. - Catalogue de la Biblioth. Wall. deposée à Leide, .... redigeé par le Dr. J.T. Bergman. (Leide, 1875), p. 7, 18, 29, 48. - | |||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||
Kist en Royaards, Ned. Arch. v. Kerkel. Gesch. III, blz. 77; VII, blz. 67. - Catal. der Bibl. v.d. Maatsch. der Ned. Lett. te Leiden. I, kol. 12, 59, 122; II kol. 175, 314, 333. - W. Eekhoff, De Stedel. Biblioth. v. Leeuwarden, blz. 27, 93, 94; suppl. blz. 8. - B. ter Haar, De Historiographie der Kerkgeschied. II, blz. 157. - W.P.C. Knuttel, Ned. Bibliogr. v. Kerkgeschiedschr., blz. 81. - I.I.v. Doorninck, Biblioth. v. Nederl. Anonymen en Pseudon. No. 4530, 5753. |
|