Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Adriaan van Deinse]Deinse (Adriaan van) werd geboren te Sluis den 3den Mei 1773 uit het huwelijk van Johannis van Deinse en Johanna Margaretha Willemse. Hij studeerde te Utrecht, waar hij den 8sten Juni 1796 in het Album Studiosorum werd ingeschrevenGa naar voetnoot1). Hij aanvaardde den predikdienst te Oostkapelle, waar hij den 30sten Juli 1797 bevestigd werd door zijn broeder Ant. van Deinse, predikant te Middelburg, (met 2 Tim. IV:5b; intreetekst 1 Cor. II:2). Zijn volgende gemeenten waren Schoondijke (afsch. te Oostkapelle 4 Nov. 1798 met 2 Cor. V:10; bev. 11 Nov. d.a.v. door zijn broeder Ant. v.D., pred. te Middelburg, met Matth. XXVIII:18b; intr. m. Ef. II:17); Zaandijk (afsch. te Schoondijke 9 Oct. 1803 met Ps. CXXXVII:5, 6a; bev. 16 Oct. d.a.v. door zijn voorganger te Zaandijk N. Lobry, pred. te Vollenhove m. Hand. VIII:6a; intr. m. Hand. VIII:5). Den 11den Mei 1817 maakte hij aan de gemeente te Zaandijk bekend, dat hij door Z.M. de Koning benoemd was tot predikant bij de Protestantsche gemeente van Ostende. Deze benoeming werd door hem opgevolgd. Den 27sten Juli 1817 nam hij afscheid van zijn derde gemeente met 2 Cor. XIII:11; den 17den Augustus d.a.v. deed hij intrede te Ostende (met Jac. I:21b), na bevestigd te zijn wederom door zijn broeder A. van Deinse, predikant te Middelburg (met Joh. XIII:13). Enkele weken daarna, den 7den Sept., ving hij te Nieuwpoort, waar hem tevens de geestelijke verzorging der militairen was opgedragen, zijn dienst aan (met Hebr. XIII:25). Den 15den Juli 1821 wijdde hij te Ostende het nieuwe bedehuis voor zijn gemeente in, nl. de kapel van het gewezen klooster der Witte Zusters, door Z.M. den Koning daartoe geschonken. Bij die gelegenheid sprak van Deinse eerst in een Hollandschen dienst over Gen. IV:26b, daarna in een Engelschen over Jes. LVI:6a. Drie door hem zelf vervaardigde gedichten werden daarbij gezongen. Den 19den Sept. 1826 had te Ostende een groot onheil plaats door het springen van een kruitmagazijn. Van Deinse predikte den avond daarop naar aanleiding dezer gebeurtenis over Ps. XLVI:9: Komt, aanschouwt de daden des Heeren, die verwoestingen op aarde aanricht. Ook gaf hij van deze ramp een Getrouw Verhaal (zie hieronder). Te Ostende bleef bij werkzaam tot het veelbewogen jaar van den Belgischen opstand, 1830. Moeilijke tijden maakte hij toen door. Zondag 26 Sept. preekte hij nog voor het Protestantsche gedeelte van het garnizoen en voor zijne overige gemeente. Onder den dienst in de Wittenonnenstraat ontstond er een bedenkelijke oploop in de stad. De militairen werden terstond uit de Prot. kerk ontboden. 's Middags was het oproerig in de stad. De predikant meende dat de toestand voor hem onhoudbaar werd na het binnenrukken van het garnizoen van Brugge en de | ||||
[pagina 415]
| ||||
verraderlijke houding door generaal-majoor Goethals aangenomen. Velen namen de wijk, onder hen ook van Deinse; hij vluchtte naar Sluis en maakte de reis daarheen in gevaarlijk gezelschap; daar hij zijn been onderweg nog verzwikte, werd hij te Breskens van het hôtel in een koets naar de schuit gebracht. Het vertrek van zoovelen en van den predikant werd noodlottig voor de gemeente. Bij Kon. Besluit werd de kerk in de Wittenonnenstraat toegewezen aan de Engelsch-Episcopaalsche gemeente. De verstrooide gemeente werd aan zichzelf overgelaten. Van Deinse werd in 1833 emeritus verklaard, en vestigde zich te IJsselmonde, waar zijn oudste zoon predikant was. Terwijl hij zijn kinderen een bezoek bracht, overleed hij te Bieselinge ten huize van zijn schoonzoon K.J. van Driel, predikant aldaar, in den nacht van den 13den Juni 1851. Den 6den April te voren had hij te IJsselmonde nog een predikbeurt vervuld. Den 27sten November 1797 was hij te Zutphen gehuwd met Anna Johanna Tengbergen, uit welk huwelijk zeven kinderen werden geboren.
Van zijn hand verscheen in druk:
Verder onderscheiden vertalingen:
J. Abboth, De meergevorderde Christen, of aanwijzing van den weg om goed te doen. (Vervolg op De jonge Christen en De Hoeksteen.) Uit het Engelsch. Rott. 1837. gr. 8o. A. Reed en J. Matheson, Verhaal van een bezoek bij de Amerikaansche Kerken door de afgevaardigden van wege de Congregationale Vereeniging van Engeland en Wallis. Uit het Engelsch. Rott. 1838. gr. 8o. W.H. Medhurst, China's toestand en vooruitzichten van dat rijk, inzonderheid ten aanzien der Evangelie-verspreiding; met narigten omtrent de oudheid, uitgestrektheid, bevolking, benevens de letterkunde en godsdienst der Chinezen. Uit het Engelsch. Rott. 1839. 2 dln. gr. 8o. Leven van Thomas Cranmer, den Kerkhervormer in Engeland. Uit het Engelsch. Amsterdam. 1843. gr. 8o. (met portret).
Litteratuur. Album Stud. Acad. Rheno-Traj., kol. 186. - Boekzaal 1797a, blz. 561, 562; b. blz. 284; 1798b, blz. 375; 1799a, blz. 205; 1803b, blz. 377, 378, 503, 635, 636; 1817a, blz. 615; b, blz. 222, 384, 387; 1821, blz. 252-254; 1851b, blz. 85, 86, 97, 98, 99, 100, 234. - v. Alphen, N. Kerk. Handb., jrg. 1908, Bijl. P., blz 153; jrg. 1909, Bijl. Q, blz. 142, 146. - Alphab. Naamlijst v. Boeken, Platen en Kaartwerken. (Amst. Brinkman. 1858), blz. 6, 159, 396, 432, 543. - Catal. der Biblioth. v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden. II, kol. 804. - J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard, De Hervormde Kerk in Zuid-Nederland in 1830, blz. 61, 68 (in ‘De Tijdspiegel’ 71ste jrg., blz. 51-83). |
|