Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Adrianus van Deinse]Deinse (Adrianus van) was een zoon van Antonie van Deinse, notaris te Veere (uit diens huwelijk met Rachel Karreman) en een kleinzoon van Gideon van Deinse, predikant aldaar. Geboren te Veere, den 26sten October 1661, werd hij, na volbrachte studieGa naar voetnoot1) bevorderd tot proponent in 1683. Den 30sten Juli 1684 aanvaardde hij de Evangeliebediening te Baarland (Cl.Z. Beveland), na bevestiging door zijn oom Bernardus van Deinse, predikant te Vlissingen. Na een verblijf aldaar van 2½ jaar vertrok hij naar West-Souburg, waar hij den 9den Febr. 1687 intrede hield (tekst: 1 Cor. II:2), na ook aldaar bevestigd te zijn door zijn oom Bernardus. Zijn derde en laatste standplaats was Vlissingen, waar hij den 27sten Juli 1689 beroepen werd in de vacature van den overleden Ds. Th. Pots; zijne bevestiging had ten derden male plaats door zijn voornoemden oom, den 18den December d.a.v. Hij overleed er den 14den April 1727. Volgens de Handelingen van den Vlissingschen Kerkeraad van den 23sten October 1694 had hij te Vlissingen een merkwaardig gesprek met den antinomiaan Jacob Verschoor, die al geruimen tijd met zijne aanlangers, de zoogen. Hebreërs, drukbezochte oefeningen hield op Walcheren, o.a. op het kasteel te West-Souburg, vroeger behoord hebbende aan Marnix, Heer van St.-Aldegonde. Bedoeld gesprek liep even vruchteloos af als dat van drie jaren later te Middelburg tusschen Verschoor en Grietje van Dijk aan de eene, en N. Schorer en Jac. Fruytier aan de andere zijde. Ook bij het gesprek met van Deinse was de veel besproken Verschooriste Grietje van Dijk tegenwoordig. | |
[pagina 411]
| |
Het gesprek betrof voornamelijk het wezen des geloofs. Dit bestond volgens Verschoor ‘in een aannemen van de gerechtigheid van Christus, gepaard met een bewustheid, en verzekerdheyd; zoo nogtans, dat een geloovige wel eens kon van zijn grond raken door aandagteloosheyd, zware bestrydingen’ enz. Van Deinse vraagde daarop aan Verschoor ‘hoe hij met zulken handelen zou, die, in de eerste bewerkingen van Gods Geest zijnde, nog geen verzekerdheyd hadden’. Verschoor antwoordde ‘dat hij dezulken tot verzekerdheid zou trachten te brengen, en hun aantoonen, dat zij den grond daartoe al hadden’. Daarop gaf van Deinse uiting aan zijn bekommering over die leer, ‘omdat men daardoor zwakken wel kon voor 't hoofd stoten,’ en verklaarde, ‘dat Verschoor zoo weynig sprak van bewerkingen van Gods Geest tot bekering, wedergeboorte,’ enz. Verschoor hernam: ‘ik zal ook mijne bekommering zeggen over u, Adrianus van Deinsen, en alle degenen, die het met u houden, en belijden, dat zij nog 10 talenten schuldig zijn; dat gij verloochenaars zijt van de genoegdoening van Christus.’ Op deze woorden grondde de Kerkeraad een aanklacht tegen Verschoor bij den Magistraat, waarvan hij tevens mededeeling deed aan de Gedeputeerden der Classes. Adrianus van Deinsen was iemand van teeder geestelijk bestaan. Geloofsbestrijding hield hem zelfs geruimen tijd terug van prediken. Hij ontsliep echter in volle geloofsverzekerdheid. Als een eigenaardigheid zijner prediking wordt vermeld, dat hij den 119den Psalm (tot vs. 164 en 165) als vervolgstof in leerredenen heeft behandeld. Hij huwde den 12den September 1697 met Suzanna Fasceel, die hij achterliet als weduwe met twee zoons en twee dochters. Geschriften van zijn hand zijn niet bekend.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Vrolikkert, Vlissingsche Kerkhemel, blz. 191-195, 399. - Kist en Royaards, Archief voor Kerkel. Geschiedenis, inzonderh. v. Nederl. XII, blz. 275. - Hunnius, Zeeuwsche Buyse (Aanhangs: Naem-rolle der Pred.) - v. Alphen, N. Kerk. Handb. jrg. 1909. Bijl. Q, blz. 124, 149, 151. |
|