§ 4 werd besloten het zelve concept aan de overige Zeeuwsche Classen te zenden, en, indien die het meê goed keurden, vervolgens de approbatie van Heeren Gecommitteerde Raden op het zelve te verzoeken.
In 1668 verwisselde hij Westkapelle met Vlissingen als standplaats. Aldaar bleef hij tot zijn overlijden, den 22sten Juli 1706. In deze zijne tweede en laatste gemeente, deed hij op aanschrijven van Gecommitteerde Raden van Zeeland aan de Classis van Walcheren, dienst als legerpredikant; in 1674 lag hij met het regiment Mariniers van Maurignault te Gent in garnizoen. Voor dergelijken post scheen hij de aangewezen man; hij had iets militants en onversaagds. Een voorbeeld. Vanuit Westkapelle naar Vlissingen gegaan om daar zijn traktement in ontvangst te nemen, werd hij op den terugweg tusschen Zoutelande en zijne woonplaats door twee mannen aangerand met de bedoeling hem van zijn geld te berooven. Hij wierp toen onverschrokken het geld voor zich op den grond, en daagde hen beide uit om daarover een strijd met hem te wagen, waarop zij het hazenpad kozen.
Te Vlissingen staande, geraakte hij in moeilijkheden, doordat hij zich door zijn ambtgenoot, Thomas Pots, predikant der Engelsche gemeente, had laten overhalen den bekenden Jacobus Koelman, afgezet als Dienaar des Woords te Sluis, voor zich te laten prediken. Bij zijne verantwoording verklaarde hij onbekend te zijn geweest met de Resolutie van de Heeren Staten van Zeeland, do 21 September 1674, waarbij bepaald was dat Koelman op het territoir van hun Ed.-Mogenden niet meer zou mogen prediken, noch deelnemen aan publieke of private samenkomsten. Hij verklaarde zelfs voor de Staten zijn onwetendheid onder eede te willen bevestigen. Hij verzweeg daarbij echter voor hun Ed.-Mog. het eigenlijk motief zijner handelingen, nl. de hoop, dat Koelman, door voor hem en voor anderen een beurt te vervullen, in zijn ambt zou hersteld worden. (J. Koelman, Het Dispuyt, en de Historie, mitsgaders de Practijke van den Sabbath, en 's Heeren-Dag. Amst. 1685, Voorrede, blz. 16). Het gebeurde had een ernstigen nasleep. Den 23sten September 1684 namen de Ed. Mog. een resolutie, waarvan de inhoud de gemoederen in het gansche land in beweging bracht; meermalen werd zij gedrukt en herdrukt, en als iets bijzonders te Amsterdam in bijna alle straten te koop aangeboden en weken lang met luider stemme uitgeroepen; ze gold niet alleen Koelman, wien verboden werd ergens in Zeeland te komen, gelijk hem dit vroeger door Heeren Hoog-Mog. ontzegd was op het gebled der Generaliteitslanden, nu ook door de Ed. Mog. in het overige gedeelte der Provincie; maar allereerst betrof ze de predikanten Pots en van Deinse.
Hoewel de Raadpensionaris Hubert van Deinse minder schuldig verklaarde dan Pots, werden beide voor den tijd van drie maanden in hunne bediening gesuspendeerd, met verlies van tractement, zoo ordinair als extra-ordinair, hetwelk gedurende dien tijd aan de armen van Vlissingen zou worden gegeven. De Classis van Walcheren ontving de opdracht in den geregelden predikdienst te Vlissingen te doen voorzien, zonder dat voor die diensten iets betaald werd. De verontschuldiging van van Deinse en zijn ambtgenoot, dat ze de vroegere Resolutie niet kenden, baatte niet alleen henzelf niet, maar bezorgde bovendien nog aan de Classis van Walcheren het verwijt, dat zij ervoor had moeten zorg dragen, dat die Resolutiën zóó in de Acte geïnsereerd waren, dat ze leesbaar waren, en ook dat de predikanten ze kenden. De overige predikanten te Vlissingen richtten nog wel het verzoek tot hun Ed. Mog., dat het besluit ten opzichte hunner twee collega's mocht worden inge-