anisme en Socinianisme was beschuldigd. In de voorrede der vertaling van het eerste dezer beide werken verklaart Deiman, ‘dat er in ons land niet dikwijls en ernstig genoeg op kan aangedrongen worden, dat er in de bekeering des menschen, en in het gansche werk des Kristendoms, niets onmiddellijks van God, of Zijnen Geest, maar alles, door middel van Zijn woord, van de erkende godlijke waarheid, die door het verstand op het hart werkt, en hetzelve tot God en Zijnen dienst opleidt, geschiedt.’
Als predikant te Amsterdam werd aan Deiman onrechtzinnigheid ten laste gelegd bepaaldelijk ten opzichte van de goddelijke Drieëenheid en het strafdragend karakter van Christus' zielelijden. Wat het eerste betreft, voor de Triniteit meende hij geen bewijsplaatsen te kunnen vinden in het O. Testament, en wat het andere aangaat, uit het vierde der kruiswoorden bleek hem niet, dat Christus in werkelijkheid hellestraffen had ondergaan, al loochende hij dit laatste overigens niet uitdrukkelijk. In de Amsterdamsche gemeente verwekten deze beschuldigingen veel beroering; ook van zijne oudere ambtgenooten ondervond hij tegenstand. Van den preekstoel werd tegen hem gewaarschuwd. Zijn dood maakte aan dit geschil een einde, al werd ook daarna de strijd der richtingen op heftige wijze in de gemeente voortgezet.
Enkele niet onverdienstelijke gedichten zijn van hem bewaard.
Tweemaal is Deiman gehuwd geweest; zijne tweede echtgenoote was Anna Paulina van Uchelen, van Woerden, met wie hij in 1765 in het huwelijk trad.
Over de van hem bestaande portretten, zie Fr. Muller's Beschrijv. Catal., No. 1260-1263.
Deiman's geschriften zijn:
Specimen Theologiae de ὰνυποστασια et ὲνυποστασια, humanae Christi naturae. Halae 1753. 4o. |
Ueber das Erdbeben; eine Ode. Aurich 1756. 4o. |
Einfälle. Leipzig u. Aurich. 1756. 12o. |
Kort Samenstel der Christlyke Leere. Amst. 1764. 8o. |
Verhandeling over den tegenwoordigen toestand van het Christendom en het ongeloof. Vóór de ‘Nederduitsche Vertaaling’ van J.A. Noesselt's Verdediging der Chr. Religie (zie hieronder).
Gelukwenschingsrede over Spreuk. XVI:31 ter gedachtenis van den vijftigjarigen Predikdienst van zijnen ambtgenoot Johan Albert Veltgen. Utr. 1770. 4o.
Katechetische Aanleiding tot de Kennis der Christelyke Leere, in de Onderwijzinge der Menschen tot Gelukzaligheid. Amst. 1777. 8o.
Lykrede over de nodige bescheidenheid in het oordeelen over afgestorvene personen, volgens Romeinen XIV.4, ter gedachtenis van den weleerwaardigen zeer geleerden Heere Lucas Reeder, in zijn leeven Leeraar der Evangelisch-Luthersche Gemeente te Culenborg en, voor zijn overlijden, beroepen te Amsterdam; in Culenborg uitgesproken op den 14den van Sprokkelmaand des jaars 1779. Utr. 1777. 8o.
Deiman gaf de volgende vertalingen uit:
J.C. Kraft, Onderzoek, of in Rom. IX-XI de leer der Gereformeerde Kerke van de verkiezing gevonden wordt of niet? Utrecht 1768. 8o. |