[Johannes Damius]
Damius (Johannes), herkomstig uit den Paltz, was een der eerste predikanten van Haarlem van 1578 tot zijn dood in Mei 1612. Nadat te Amsterdam een dergelijke beroering had plaats gehad, volgde te Haarlem, na de verdrijving der Span jaarden de beweging, bekend onder den naam van ‘Haarlemsche Nonen’: den 29en Mei 1578 (Sacramentsdag) werd de St. Bavokerk, waar een groote menigte bijeen was, door soldaten overrompeld; velen werden gekwetst; de priester Pieter Balling werd doorstoken. Tot September bleef de kerk gesloten; den 3den van die maand trachtte een nieuw vendel soldaten weer de deuren der kerk open te breken en al wat tot den beeldendienst behoorde met de altaren daaruit te verwijderen. Dit werd hun wel belet, maar gaf toch aanleiding, dat den 4den September de Stedelijke Regeering van de pui van het Stadhuis liet afkondigen, o.a. dat de kerk zou worden gezuiverd en ledig gemaakt en niets daarin zou worden gelaten wat naar afgoderij zweemde. Zoo werd de kerk voor den dienst der Hervormden bestemd. De eerste, die er het evangelie in heeft gepredikt, was Johannes Damius, terwijl bij dezen dienst het orgel Psalm 135 speelde.
Deventer begeerde hem tot predikant, al was het maar bij leening, doch Haarlem hield hem gebonden. Damius was een ‘trouwe comparant der kerkelijke vergaderingen’. Hij was Praeses van de Particuliere Synode te Alkmaar van de Dienaren en Ouderlingen van het Noorderkwartier (Oct. 1581) en van die der Kerken van N.-Holland, vergaderd te Haarlem (10 Mei 1588) en woonde ook nog andere Synoden bij, o.a. de tweede nationale te Dordrecht (1578); te Middelburg (1581) werd hem en Martinus Lydius een Instructie gegeven om te handelen met de Professoren te Leiden in zake de Reformatie der scholen en werd hij aangewezen ‘om in de onordeninge der Sint Jacobskerk te Utrecht te helpen voorzien.’
Hij was gehuwd met Agniesgen Bartholomeusdr., en had, behalve andere kinderen, twee zoons, Matthias en Hans, zeker reeds vóór 1578 geboren.
Litteratuur: S. Ampzing, Beschryvinge ende Lof der Stad Haerlem blz. 141. - Th. Schreveli, Harlemias blz. 155-161. - F. Allan, Geschiedenis en Beschrijving van Haarlem blz. 418. - W.P.J. Overmeer, De Hervorming te Haarlem blz. 99, 104. - M. Veeris, Chronologia Ecclesiastica blz. 26 en Aanhangs. blz. 26. - A. 's Gravezande, Unie van Utrecht herdagt blz. 229, 237, 238. - L. Knappert, Geschiedenis der Nederl. Herv. Kerk gedur. de 16de en 17de Eeuw blz. 39. - Reitsma en van Veen, Acta I, II (zie Registers). - H.Q. Janssen, Catalogus v.h. Oud Synodaal Archief blz. 44. III, Z.-Holl., 35, I. 21. - L.H. Wagenaar, Van strijd en Overwinning. De Groote Synode van 1618 op '19 en wat aan haar voorafging blz. 82. - C. Sepp, Drie Evangeliedienaren uit den Tijd der Hervorming blz. 60.