[Johannes Nicolaas Damen]
Damen (Johannes Nicolaas) werd den 2den Mei 1763 te 's Gravenhage geboren. Zijne ouders behoorden tot den deftigen burgerstand. Na eerst de Latijnsche school in zijn vaderstad bezocht te hebben volgde, hij de lessen der hoogleeraren aan het Athenaeum te Amsterdam en van den Hoogd. predikant bij de Ev. Luthersche gemeente aldaar Ds. E.H. Mutzenbecher (vroeger als zoodanig in Den Haag).
Hij zette zijn theologische studie voort aan de hoogeschool te Göttingen. Door het consistorie der Ev. Luth. gemeente te Amsterdam als proponent toegelaten, werd hij 13 Aug. 1788 beroepen tot tweeden predikant der gemeente te Gouda (intr. 18 Oct. d.a.v.) Hij bleef er slechts weinige maanden; 27 Maart van het volgende jaar nam hij afscheid van haar om naar Middelburg te vertrekken. Van hier verhuisde hij Oct. 1795 naar Alkmaar, waarheen hij een beroeping aannam wegens de vele onaangenaamheden in den Middelburgschen Kerkeraad. Op 30 Oct. 1803 deed hij intrede te 's Gravenhage, waar hij na een ziekte van zeven weken op 29 Juni 1822 overleed, nalatende een weduwe en een eenige dochter, zelve ook weduwe met vijf jonge kinderen.
De Haagsche gemeente diende hij van zijn komst af tot zijn dood tegelijk met den predikant Schultz, die hem echter in welsprekendheid overtrof, maar dien hij door meerderheid van jaren en ondervinding aanvulde.
Van hem zag het licht:
Leerrede over Psalm 122 vs. 1-4 ter gedachtenisse van den opbouw en de inwijding der Luthersche Kerk te Middelburg 1792. |
|
Rechtmatige treurigheid eener Christen-gemeente over den dood van haren waardigen leeraar betoogd in eene lijkreden over 4. Mozes 20 vs. 29. Gehouden op Ds. H. Volkertz. 8o. 1796. |
Literatuur: Boekzaal. Juli. 1822. blz. 105-107. - v.d. Aa, a.w.i.v. - J.C.