Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Nicolaas van Dam]Dam (Nicolaas van), geboren uit een geslacht, dat reeds in de 13de eeuw bekend wasGa naar voetnoot1), werd in 1575 bij de stichting der Universiteit te Leiden, aldaar aangesteld als Hoogleeraar in de Letteren en Wijsbegeerte, en bepaaldelijk in de Rhetorica. Op zijn volhardend verzoek werd hij den 28sten Febr. 1579 als zoodanig eervol ontslagen. In 1583 aanvaardde hij het predikambt te Groote Lind, maar woonde, wegens gebrek aan een geschikte pastorie daar ter plaatse, te Dordrecht, waar hij de functie waarnam van Rector der Illustre School na het vertrek van Noldenius, onder wiens rectoraat de school was verloopen. Als Rector bewees van Dam uitstekende diensten. Hij deed zich kennen als iemand ‘van groote eruditie, capaciteit en discipline’. Zijn vertrek naar Brielle (1585) werd een groot verlies geacht voor de School. Later werd hij te Dordrecht beroepen, maar hij bleef toen te Brielle. Gemakkelijk heeft hij het in laatstgenoemde gemeente niet gehad. In 1594 verzocht hij, zonder een beroeping te hebben ontvangen, haar te mogen verlaten. Het verzoek werd niet ingewilligd, maar werd in 1598 en ook daarna met aandrang herhaald. Hij gaf in 1594 en daarna als reden op ‘indispositie’ van zijne echtgenoote. In Juni 1602 woonde hij als correspondent van de Z.-Hollandsche Synode de Provinciale Synode van Overijsel te Deventer bij. De voornaamste reden van zijn verlangen om Brielle te verlaten schijnt gelegen te hebben in de behandeling, ondervonden van Reinier Dontelock, eerst zijn collega, later Rector van de Latijnsche school te Brielle. De oneenigheid, die blijkens de Acta der Voornsche Classis van 29 Juli 1603 tusschen beide bestond, nam toe, en in de Kerkeraadsvergadering van 2 Febr. 1605 werd besloten Donterlock aan te spreken wegens het zich verachtelijk uitlaten over den Kerkeraad en omdat hij ‘Damium niet weynich geblameert’ zou hebben. De zaak kwam voor de Classis (Acta Cl. 10 Mei en 12 Juli 1605; Acta Kerker. 2, 11, 16, 23 en 25 Febr., 20 en 25 Mei 1605). Donteclock werd verplicht schuld te bekennen. De verzoening scheen tot stand gekomen. Kort daarop evenwel vroeg van Dam wederom | |
[pagina 358]
| |
verlof om de gemeente te verlaten; uit het stuk, waarin hij de ‘gewichtige redenen’ tot dat verzoek uiteenzette, blijkt dat het twistvuur toch nog niet was uitgedoofd; men had het gerucht verbreid dat Donteclock ter wille van van Dam zijn dienstwerk had vaarwelgezegd; Donteclock zelf had aan de verbreiding van dat gerucht meegewerkt. Van Dam gevoelde dat zijn dienst daardoor geleden had. In 1606 werd zijn wensch vervuld; ‘bij leening’ vertrok hij toen naar 's-Gravenhage. Hier stond hij als predikant van 1 Nov. 1606 tot 30 April 1607. Daarop aanvaardde hij de bediening te Goedereede, vanwaar hij wegens hoogen leeftijd emeritus geworden, den 20sten Juni 1616 vertrok. Van Dam behoorde tot de Contra-Remonstranten. Hij was gehuwd met Elisabeth, Jan Hubrechts dochter, en vader o.a. van Dirk van Dam (Theodorus Dammius), Med. Doctor, die onder de geleerde Briellenaars wordt gerekend en door Sam. Naeranus is bezongen. Zijn schoonzoon was Theophilus Ryckewaert, eveneens predikant te Brielle. Hij werd afgevaardigd naar onderscheiden Synoden; als afgevaardigde ter Particuliere Z.-Hollandsche Synode te Schiedam (Aug. 1602) werd hij benoemd in een commissie om te concipieeren een formulier van excommunicatie voor Caspar Coolhaes. Van Nic. van Dam komen eenige regelen voor in het Album Amicorum J. Narsii.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - de Chalmot, a.w.i.v. - Soermans, Acad. Register, blz. 77. - Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche Hoogeschool I, blz. 29, II, Toev. en Bijl. blz. 55, 56. - A. 's Gravezande, Unie van Utrecht herdagt blz. 147 aant. - Schotel, De Illustre School te Dordrecht, blz. 22. - Schotel, Kerkelijk Dordrecht I, blz. 256. - van Alkemade en van der Schelling, Beschrijving van de Stad Brielle en van den Lande van Voorn I, blz. 98, 170. - Soermans, Kerk. Register Z.-Holl. blz. 31, 109, 123, 128. - H. de Jager, De vervanging van Libertus Fraxinus door Cornelis Pietersze Burchvliet. Eene bladzijde uit de Geschiedenis der Nederd. Hervormde Gemeente te Brielle in Archief van Ned. Kerkgeschiedenis (red. H.C. Rogge en F. Pijper) VII, blz. 3-5. - H.Q. Janssen, De Kerkhervorming in Vlaanderen I, blz. 52, 54. - De Navorscher, VI, blz. 289. - Reitsma en van Veen, Acta der Prov. en Part. Syn. II, III, V (zie Registers). - H. van Dam, Korte Beschrijvinge van het Eylandt Westvoorn, Ende de Geschiedenissen van de Stadt Goederede; Kortelyck by een verzameldt, Rott. 1680, blz. 113. |
|