[Johannes Cuperus]
Cuperus (Johannes), grootvader van den voorgaanden, werd waarschijnlijk geboren te Gorcum. Hij werd den 7den Mei 1680 (cf. Album Stud. Acad. L.B. kol. 636) op twintig jarigen leeftijd te Leiden, bij de philosofische faculteit als ‘collegii alumnus’ ingeschreven. Praeparatoir geëxamineerd in de classis Leiden (1684 of 1685), werd hij beroepen te Wieringerwaard, alwaar hij in Juli 1688 werd bevestigd. In Sept. 1699 zag hij zich beroepen te Edam en in Mei 1703 te Zwolle, waar hij den dienst ‘22 jaren getrouwelijk heeft waargenomen.’ Hij stierf den 1sten Juli 1727 aan de gevolgen van een beroerte, 65 jaar oud De lijkrede over hem werd uitgesproken door zijn ambtgenoot Henricus Ravesteyn, naar aanleiding van Psalm 103:15 en 16.
Hij is de auteur van: Christelijk jubel-jaar of verhandeling van het Oude jubeljaar soo als dat wel eer naar de goddelijke wet Lev. 25. moest worden geviert. Dordr. 1700.