Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Walrand Cornelis Lodewijk Clarisse]Clarisse (Walrand Cornelis Lodewijk) zoon van Johannes, werd geboren te Harderwijk den 17den April 1811, zoodat hij nog niet ten volle een jaar oud was, toen zijn vader te Rotterdam predikant werd. Zijn eigenlijke opvoeding en opleiding ontving hij te Leiden, alwaar hij den 21sten April 1828 als student in de theologie werd ingeschreven (cf. Alb. stud. Acad. L.B. col. 1278). Meer liefde dan voor de godgeleerdheid gevoelde Clarisse voor de letteren en zoo gebeurde het, dat een in 1833 door den senaat der Utrechtsche academie uitgeschreven prijsvraag, (qnaestio literaria: Vita Periclis, ex ipsis fontibus, maxime Plutarcho petita. Viri characterismus. Quid profuerunt ejus politica consilia civitati et imperio Atheniensium? Quid nocuerunt?) door hem beantwoord, in 1834 met goud werd bekroond.Ga naar voetnoot1) Nog in hetzelfde jaar, waarin de bekroning hem te beurt viel, werd hij benoemd tot conrector te Harderwijk aan het Nassauwsch-Veluwsch gymnasium. In 1838 verwisselde hij het conrectorschap met het rectoraat. Vóór hij als rector optrad promoveerde hij tot doctor in de letteren, met een academisch proefschrift: Dissertatio exhibens ad Thucydidem belli Peloponnesii epocham annotationem. Bij zijn werkzaamheid als rector, kwam nog de drukte van het schoolopzienerschap, waartoe hij in 1844 was aangesteld. Een hevige ongesteldheid maakte den 23sten December 1845, in weinige dagen een einde aan zijn leven, dat nog zooveel beloofde. Clarisse was lid der Archaeologische Maatschappij te Athene, en sedert 1844 ook van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Behalve het genoemde zag nog van zijn hand het licht:
Litteratuur: Het zooeven genoemde geschrift van Kreenen en v.d. Aa, ll. bl. III blz. 410 en 418 en de h.t.p. opgegevene litteratuur. |
|