Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Johannes Claessen]CLAESSEN (Johannes) geboren in Mei 1734 te Maastricht, werd bevorderd tot proponent in de classis van Arnhem, den 4den Mei 1756. In plaats van Van der Horst, werd hij in 1760 rector te Schoonhoven en den 17den April 1761 werd hij van hier beroepen naar Kedichem, waar hij den 26sten Juli, door den em. predikant Joh. van Drunen bevestigd werd. Een dag na zijn intree, alzoo den 27sten Juli werd hij reeds beroepen naar Leerdam, om hier, na den 24sten Aug. zijn afscheid te hebben gepredikt, den 6den Sept. door H.E. Kuipers, predikant te Aquoy, tot zijn tweede gemeente te worden ingeleid. 45 jaar heeft hij de Leerdamsche gemeente met ijver en trouw gediend, en den 20sten Juni 1806 kreeg hij, wegens zielsen lichaamskrankheid, eervol emeritaat, terwijl hij den 8sten Sept. van dit jaar, met Jerem. XVII:16 zijn afscheid preekte. Hij stierf den 24sten Juli 1812. Driemaal werd zijn portret gemaakt, nl. eens door Johan Elias Haid, een onbekende met het onderschrift ‘Orator sacer Leerdami aetatis LI’, en door R. Vinkeles, met dit zesregelig vers, door Claessen zelf gemaakt er onder: Hoe juist ook mijn gelaat hier mogt getroffen wezen
Gij ziet een sterveling en zondig menschen kind,
Dat in zich zelv' gebrek aan deugd en wijsheid vindt;
Schoon zulks in deze prent voor 't oog niet is te lezen,
Ik pleit met mond en pen voor waarheid en voor deugd,
De welstand van Gods kerk is al mijn lust en vreugd.
Bij de publicatie te Amsterdam, van het door Vinkeles geteekende en gegraveerde portret, heette het ‘ongemeen voortreffelijk uitgevoerd en zo volmaakt welgelijkend, dat men niet veel zulke spreekende portraiten vindt.’ Volgens Glasius (cf. v.d. Aa, ll. dl. III, blz. 379) ‘kenmerkte de man, wien geene geleerdheid te ontzeggen was, zich door iets zonderlingsGa naar voetnoot1), hij deed dit nog | |
[pagina 54]
| |
meer, door groote goedhartigheid, vooral jegens armen en ongelukkigen. Hoe geliefd en geacht hij bij zijne klassisbroeders was, blijkt uit den hoogen lof, die hem wordt toegezwaaid in de approbatie van zijn Genaderoem, door de visitatores librorum van de classis van Buren. Deze schroomt niet hem eene sterre van de eerste grootte aan den hemel van Gods kerke te noemen. Den 5den April 1763 was Claessen, na het eindigen van het jaar van gratie voor de weduwe van ds. W. van Slingeland, als eerste predikant opgetreden en den 8sten Mei hield hij, toen de prins van Oranje, na een langdurige ongesteldheid, voor de eerste maal weer ter kerk ging; een dankrede naar aanleiding van Jesaja XXXVIII:18-20. Bij gelegenheid van een oproer der prinsgezinden in Juli 1787, werd 's mans huis geplunderd, wel zeker omdat men hem, terecht of ten onrechte, beschuldigde van te weinig liefde voor den stadhouder en dewijl hij zich niet ontzien had, zijne afkeuring voor eenige, toen in zwang zijnde misbruiken aan den dag te leggen. Later schijnt hij zich geheel en al bij de partij der patriotten te hebben aangesloten. De kunst om populair te preeken, schijnt Claessen bijzonder goed te hebben verstaan; want èn te Leerdam èn elders, als hij optrad voor de gemeente, sprak hij steeds voor een groot getal toehoorders. Glasius getuigt nog van hem, dat hij als herder en leeraar zijner gemeente veel lof heeft verworven, en dat hij zich ‘bovendien beijverde om jongelingen voor akademisch onderricht voor te bereiden’, en dat uit ‘zijne kweekelingen voortreffelijke mannen zijn voortgekomen.’ In meer dan een richting heeft hij zich als godgeleerde doen kennen, al behoort, wat hij leverde, niet tot het beste en al legt het geen getuigenis af van diepgaande studie. In geschrifte liet hij heel wat na. God in zijne oordeelen op het snode aardryk uitgegoten geregtvaardigt. Ter gelegentheit van het omgekeerde Lissabon, en doorgaansche aardbevingen. Harderw. 1756. (Toen dit boekje verscheen, was Claesssen nog student in de godgeleerdheid te Harderwijk), Samuel gestorven, beweend en begraven in den dood van den baron Torck. Amst. 1758. Lijkreden op het overlijden van J. Groenewegen. Utr. 1764. (Johannes Groenewege, predikant te Werkendam, stierf den 12den Aug, 1764. Den 19den d.a.v. ‘is des mans nagedagtenis, onder een onbeschrijfelijk aantal van hoorderen, van alle kanten zaamengevloeid, gevierd door den WelEerw. Heer Johan Claessen, pred. te Leerdam, daar toe byzonder verzogt, met de woorden uit Jer. 22:10). Geloofsroem van Abraham en de opoffering van zijn zoon Isaak. Utr. 1768. Jojadaas roem in zijnen dood, overgebragt op de doorluchtigste vorstinne Maria Louisa, gebooren princesse van Hessencassel, douarière van wylen zijne doorluchtige Hoogheid van Willem Friso, stadhouderesse van Vriesland etc. etc. overleeden | |
[pagina 55]
| |
binnen Leeuwaarden den 9 van grasmaand 1765, in een Lijkreede, te Leerdam den 25 van die selve maand over 2 Chron. XXIV:15. (Bij v.d. Aa, ll. dl. III blz. 380 is verkeerdelijk Jojadaas roem in zijnen dood, als een afzonderlijk geschrift van Claessen vermeld). Nederland tot opwekking van Gods daden. Het wezentlyk heil uit Gods kastijding, zijnde eene dankpredicatie van eene doodelijke beenbreuk. (Gelijk bereids werd gezegd is deze laatste preek over Job XXXIII:19-22 en 24-29. Na de vermelding van een gedeelte van het tekstwoord, aldus lezen we in de Boekzaal 1767a blz. 89; ‘vs. 23 en 24 zal zijn Eerw. [d.i. ds. Claessen] naderhand in twee leerredenen openen, en met deese dankpredikatie het licht laaten zien). Genaderoem der bekeeringe van den apostel Paulus, in negen kerkredenen over Hand. IX:1-12 en XII:1-16. Amst. 1770. Heil der kinderkens, met Christus vroeg opgedragen, toegepast op Frederica Louisa Wilhelmina erfprincesse van Oranje en Nassau, geboren den 28 van slagtmaand, en gedoopt den 19 van wintermaand, over Marcus X:13-16, op den doopdag te Leerdam uitgesproken. Vrugteloosheid der maatschappijen zonder de medewerkende en regeerende hand Gods. Uit Ps. CXXVII:1. Tot afscheid van de Christelijke Zuidhollandsche kerkvergadering te Woerden, den 17 July 1772. Amst. 1772. Het A.B.C. des Christendoms, over Matth. XVI:24, in 4 leerredenen als: Het kruisschool van Christus geopend, de zelfverloochening, het opneemen van 't kruis, en 't volgen van Jezus. Leerreden uit Psalm XLVI:9 bij gelegenheit van den storm op den 14 en 15 November 1775. Utr. 1776. De vastigheid en orderlyke heerlijkheid van de Euangeliekerk, uit Ephese II:20 en 21, voor een groote menigte van hoorderen te Schoonhoven uitgesprooken, ter inwyinge van de Christelyke Zuidhollandsche synode, den 7den van hooimaand 1778. Utr. 1778. Nederlands beste Burger- en Kerk staat in vrede en waarheid, te vinden uit Jesaia XXXIX:8, tot besluit van de Christelijke Zuidhollandsche hooge kerkvergadering, binnen Woerden gehouden van den 8sten tot den 18den van Hooimaand 1783. Utr. 1783. Den 26sten Juli 1781, herdacht hij met Psalm CXXIX:1-4 het feit, dat destijds vóór 200 jaar door de Staten van ons land, Filips de II, als koning van Spanje was afgezworen. In 1784 zag deze leerrede het licht te Utrecht: De afzwering van Filips II, koning van Spanje, in den jare 1581, herdagt in eene Leerrede over Psalm CXIX:1-4. Utr. 1784. Twee redevoeringen ter gedagtenis van den harden winter en ongemeene watervloed van het jaar 1784. Amst. 1784. Drie kerkelijke redevoeringen ..... uitgesprooken te Amsterdam, Slooferdijk en Slooten over Matth. XI:22, Josua V:13-15 en Joh. XI:28. Amst. 1784. Eenvoudig huismiddel voor de christenen tegen het ongeloof. Amst. 1784. Brieven over den aart, de kracht en waarheid van de Borgtocht van Jezus Christus. Rott. 1782. 2 dln. De wapening Gods aan allen aangepreesen, by geleegenheid van de wapening van | |
[pagina 56]
| |
de in- en opgesetenen, in het vaderland op last van de hooge overheid geschied, ten dienste van allen in de natuur en in de genade, dan allereerst voor de eenvoudigen. Amst. 1785. De gevaarlijke uit- en inwendige gesteldheid van het vaderland, met de middelen ter redding en de weesenlyke gronden van hoop en verwagting voor het bekommera Nederland, in twee leerredenen, over 2 Cor: VII:9b en Ps. CXXXVIII:7 en 8, op den jongstleden bededag, 27 April 1785, de eerste te Leerdam, de tweede te Heukelom uitgespoken. Amst. 1785. Leerdam tegen zijnen ondergang gewaarschuwd, uit Matth. 23:37, den 29sten van Hooymaand 1787, met een voorbericht, bevattende een echt verhaal van het voorgevallene te Leerdam, bysonder den 6den July 1787. Amst. 1788. Proeven van een praeparatoir en peremptoir examen, volgens synodaale resolutien. Amst. 1788. (Dit geschrift bevat, volgens de aankondiging; ‘een beknopt, zaakrijk samenstel der H. godgeleerdheid). We hebben in dit boek volgens Glasius een dogmatische proeve van Claessen, maar eene die niet zeer gelukkig is uitgevallen. Verhandeling over Esther IV:15-17, V:1-3 en een zedig betoog dat men, om gezaligd te worden, noch iets te waagen hebbe, noch zich daartoe kunne voorbereiden. Met twee kerkelijke redevoeringen over Eph. II:17 en Spreuk. XVI:15 te Middelburg, den 20 en 27 van Slachtmaand 1791 uitgesproken. Amst. 1792. Schikking der redevoeringen, over de geboorte, het lijden, de opstanding, hemelvaart en uitstorting des heiligen geestes, tot algemeen gebruik met eenige ophelderende aanmerkingen, ten dienste van jonge leeraren en andere christenen, vermeerderd door J. Claassen, predikant te Leerdam. Eensgezindheid in de leere. Gouda 1789. Bescheiden ophelderingen, over een request, geplaatst in de Haagsche Courant van 18 Julij 1795 enz. Gorinch. 1795. De wolf in 't schaapsvel, of iets over het gedrag van ds. Jan Claassen, predikant te Leerdam. En een korte ontleding van het request door hem aan de prins, enz. Leerdam z.j. (1795?) Behalve de hier voorkomende werken, waarvan de titels door v.d. Aa, ll. dl. III, blz. 379 en 380, niet altoos juist zijn weergegeven, vermeldt deze nog Algemeene Biddagsonderwijzer. Utr. 1773. Het groot en wezenlijk onderscheid. Christus, een eenig middel voor een zondaar Het jaar waarin en de plaats waar ze verschenen is onbekend. Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. III, blz. 379-381. - Glasius, ll. dl. I blz. 248-250. Aangevuld met bijzonderheden, ontleend aan verschillende jaargangen van de Boekzaal. |
|