[Henricus Cats]
Cats (Henricus) aanschouwde het levenslicht te Amsterdam, alwaar zijn vader Engbert predikant was, den 1sten Mei 1785. Van jongs af aan lust gevoelende het predikambt te bekleeden, wat strekte tot groote blijdschap zijner ouders, kwam hij, na eerst de doorluchte school in zijn geboortestad bezocht te hebben, te Leiden, alwaar hij den 4den Juli 1804, als student in de godgeleerdheid werd ingeschreven. Den 15den Maart 1808, werd hij in de classis van Rhenen Wijk, tot de evangeliebediening toegelaten en reeds den 12den April d.a.v. zag hij zich beroepen te Lunteren, waar hij den 12den Juni, door Ds. Ten Hoeven uit Lochem bevestigd werd met Philip. II:29. De intree-tekst was Joh. XIV:13. Achtereenvolgens was hij predikant te Goes (1815), te Schiedam (ber. 6 Oct. 1818, afsch. met Philip. IV:1 den 21sten Maart 1819, intree met 1 Cor. XV:1-4 den 4den April) en te Leiden (ber. den 8sten Juli 1825, afsch. met 1 Cor. XIII:1-3, en intree den 9den Oct. met Colos. I:28). Terwijl hij te Leiden werkzaam was, werd een op hem naar Amsterdam uitgebracht beroep afgeslagen. ‘Met onvermoeiden ijver en trouw volhardde hij in de openbare evangeliebediening, de bijzondere onderwijzing van ouderen en jongeren, en zijne overige herderlijke plichten. Gelijk met zijne leer, zoo stichtte hij ook met zijnen wandel. Geen wonder dat hij rijkelijk deelde in de achting en liefde der gemeente, van welke hij velen door zijne bijzondere dienst en hulpvaardigheid aan zich verpligtte.’ Cats stierf den 1sten Mei 1832.