[Bogislaus David Cassius]
CASSIUS (Bogislaus David), van afkomst een Pool, werd den 26sten November 1718 te Leiden als collegii alumnus, op twintigjarigen leeftijd (geboren dus in 1698) bij de faculteit der godgeleerdheid ingeschreven (Alb. Stud. kol. 861). In 1722 door de classis Leiden toegelaten tot proponent, werd hij den 25sten Febr. 1723 beroepen te Zoelen, alwaar hij, na den 28sten April met goed gevolg peremptoir te zijn geëxamineerd, den 23sten Mei door Ds. N. Simons uit Beesd, met Jesaja LXI:5 bevestigd werd. Hij aanvaardde zijn ambt met Jesaja LVI:7. In 1725 zag hij zich aangesteld tot 3den predikant te Tiel.
Den 23sten Mei 1773 vierde hij, sprekende over Psalm XCII:14-16 zijn 50-jarig jubileum te Zoelen, onder een verbazend grooten toeloop van menschen. Den 14den Jan. 1776 (v.d. Aa, ll. noemt verkeerdelijk 1755) preekte hij, met Matth. VI:13b vergeleken met de twee laatste vragen van den Catechismus, zijn afscheid, waarna hij zich metterwoon vestigde te Tiel, alwaar hij den 10den Jan. 1783, in zijn 85ste jaar overleed.
Dat Cassius een man moet geweest zijn van groote gaven, blijkt uit het feit, dat hij driemaal te Harderwijk in aanmerking kwam voor een professoraat, nl. in 1725 voor Godgeleerdheid en Oostersche talen, in 1731 voor Geschiedenis, Welsprekendheid en het Grieksch, in 1742 opnieuw voor Theologie en Oostersche talen.
Van hem verscheen:
Mémoire concernant les églises reformées dans le royaume de Pologne. par Mr. B.D. Cassius, Ministre du St. évangile à Zoelen en Gueldre. Dit stuk heeft be-